Volk: vertaling Nederlands

Overzicht

Nederlands naar Engels: Meer gegevens...

volk:
- nation; people
Wiktionary:
- volk → people, nationality, folk, crowd, rabble
- volk → census
- volk → popular
- volk → people, folk, nation

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor volk (Nederlands) in het Engels

het volk (natie)
the nation; the people
- nation [the ~] zelfstandig naamwoord
- people [the ~] zelfstandig naamwoord

groot aantal mensen bij elkaar¹
- er was veel volk op straat¹
grote groep mensen die samen in een land wonen¹
- het Nederlandse volk was erg blij met de bevrijding¹

volk

noun

een groep mensen die een aantal dingen gemeenschappelijk hebben, zoals afstamming, taal, gewoontes of overlevering
- volk → people
de inwoners van een land
- volk → people
de lagere klassen
- volk → people

volk

noun

people belonging to a nation or state
- nationality → volk; nationaliteit; natie
inhabitants of a region
- folk → volk
the “lower orders” of people
- crowd → volk; massa; gepeupel
a body of human beings; a group of two or more persons
- people → mensen; lui; volk; personen
a group of persons forming or belonging to a particular nation etc.
- people → volk
a group of persons regarded as being employees etc.
- people → mensen; volk
the mass of community as distinguished from a special class
- people → volk; massa
-
- rabble → meute; meutes; menigte; menigten; gepeupel; volk

verb

adjective

Cross Translation:

From	To	Via
• volk	→ people	↔ Volk — Gruppe von Menschen mit einer gemeinsamen Kultur, Sprache und Geschichte
• volk	→ people	↔ Volk — viele gleichartige Leute
• volk	→ people	↔ Volk — Leute desselben Staates
• volk	→ people	↔ Volk — Leute derselben Abstammung
• volk	→ people	↔ Volk — nur Singular: die unteren und mittleren Schichten der Bevölkerung
• volk	→ people; folk; nation	↔ peuple — multitude d’hommes qui, vivre habituellement ensemble, partagent les mêmes coutumes.