Nederlands

Uitgebreide vertaling voor winnen (Nederlands) in het Engels

winnen:

winnen werkwoord (win, wint, won, wonnen, gewonnen)

  1. winnen (overwinnen; te boven komen; verslaan)
    to conquer; to win; to overcome; to master; to win over
    • conquer werkwoord (conquers, conquered, conquering)
    • win werkwoord (wins, won, winning)
    • overcome werkwoord (overcomes, overcame, overcoming)
    • master werkwoord (masters, mastered, mastering)
    • win over werkwoord (wins over, won over, winning over)
  2. winnen (de overwinning behalen; zegevieren)
  3. winnen (verkrijgen; behalen)
    to gain; to win
    • gain werkwoord (gains, gained, gaining)
    • win werkwoord (wins, won, winning)

Conjugations for winnen:

o.t.t.
  1. win
  2. wint
  3. wint
  4. winnen
  5. winnen
  6. winnen
o.v.t.
  1. won
  2. won
  3. won
  4. wonnen
  5. wonnen
  6. wonnen
v.t.t.
  1. heb gewonnen
  2. hebt gewonnen
  3. heeft gewonnen
  4. hebben gewonnen
  5. hebben gewonnen
  6. hebben gewonnen
v.v.t.
  1. had gewonnen
  2. had gewonnen
  3. had gewonnen
  4. hadden gewonnen
  5. hadden gewonnen
  6. hadden gewonnen
o.t.t.t.
  1. zal winnen
  2. zult winnen
  3. zal winnen
  4. zullen winnen
  5. zullen winnen
  6. zullen winnen
o.v.t.t.
  1. zou winnen
  2. zou winnen
  3. zou winnen
  4. zouden winnen
  5. zouden winnen
  6. zouden winnen
diversen
  1. win!
  2. wint!
  3. gewonnen
  4. winnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor winnen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gain aangekochte; aankoop; aanschaf; aanwinst; acquisitie; baat; boodschap; gewin; koop; oogst; opbrengst; product; profijt; rendement; uitkomst; voortbrengsel; winst
master baas; commandant; deken van een gilde; docent; gezagvoerder; gildenmeester; heer; heerser; instructeur; kampioen; kapitein; landsheer; leerkracht; leermeester; leraar; leraar op basisschool; machthebber; maestro; magister; meerdere; meester; model; onderwijzer; patroon; pedant; scheepsgezagvoerder; scheepskapitein; schipper; schoolmeester; soeverein; superieur
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
conquer overwinnen; te boven komen; verslaan; winnen veroveren
gain behalen; verkrijgen; winnen aankomen; dikker worden; gewinnen; inhalen; inlopen; kennis opdoen; leren; meekrijgen; meepikken; oppikken; opsteken; verkrijgen; verwerven; zwaarder worden
gain the day de overwinning behalen; winnen; zegevieren
gain the victory de overwinning behalen; winnen; zegevieren
master overwinnen; te boven komen; verslaan; winnen aanwennen; eigenmaken; gewend raken; leren
overcome overwinnen; te boven komen; verslaan; winnen onderkrijgen; overbluffen; overdonderen; overmannen; overmeesteren; overweldigen; zich meester maken van
win behalen; overwinnen; te boven komen; verkrijgen; verslaan; winnen lukken
win over overwinnen; te boven komen; verslaan; winnen
- kloppen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
overcome bevangen

Synoniemen voor "winnen":


Antoniemen van "winnen":


Verwante definities voor "winnen":

  1. de beste zijn, de meeste punten halen1
    • Ajax heeft deze wedstrijd gewonnen1
  2. het ergens uit halen1
    • zout wordt uit de grond gewonnen1

Wiktionary: winnen

winnen
verb
  1. als beste partij uit een wedstrijd komen
    • winnenwin
  2. een grondstof uit de natuur halen
winnen
verb
  1. to win, achieve a gain
  2. acquire
  3. to obtain, or gain as the result of exertion
  4. to obtain by any outlay, as of labor, danger or sacrifice
  5. transitive: achieve victory in
  6. intransitive: achieve by winning

Cross Translation:
FromToVia
winnen win gewinnen — (intransitiv)in einem Kampf, Wettstreit oder Ähnlichem als Sieger beziehungsweise Siegerin hervorgehen
winnen win gewinnen — (transitiv) einen Wettkampf, einen Wettstreit, ein Streitgespräch oder Ähnliches zu seinem Vorteil und Nutzen entscheiden
winnen win; gain; earn gewinnen — (intransitiv) durch eigenen Aufwand, Einsatz, eigene Bemühung (und günstige Umstand) etwas erstrebenswert beziehungsweise wünschenswert erlangen
winnen produce gewinnen — (transitiv) etwas aus einem Naturerzeugnis entstehen lassen, hervorbringen, produzieren
winnen earn; earn a living; win; gain; beat; get; reach; obtain; secure; recruit; acquire; attract; enlist; enroll; enrol; rally; canvass; woo; profit; accrue gagner — Traductions à trier suivant le sens

Verwante vertalingen van winnen