Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. aanslaan:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanslaan (Nederlands) in het Engels

aanslaan:

aanslaan werkwoord (sla aan, slaat aan, sloeg aan, sloegen aan, aangeslagen)

  1. aanslaan (taxeren)
    to evaluate; to tax; to rate
    • evaluate werkwoord (evaluates, evaluated, evaluating)
    • tax werkwoord (taxes, taxed, taxing)
    • rate werkwoord (rates, rated, rating)

Conjugations for aanslaan:

o.t.t.
  1. sla aan
  2. slaat aan
  3. slaat aan
  4. slaan aan
  5. slaan aan
  6. slaan aan
o.v.t.
  1. sloeg aan
  2. sloeg aan
  3. sloeg aan
  4. sloegen aan
  5. sloegen aan
  6. sloegen aan
v.t.t.
  1. ben aangeslagen
  2. bent aangeslagen
  3. is aangeslagen
  4. zijn aangeslagen
  5. zijn aangeslagen
  6. zijn aangeslagen
v.v.t.
  1. was aangeslagen
  2. was aangeslagen
  3. was aangeslagen
  4. waren aangeslagen
  5. waren aangeslagen
  6. waren aangeslagen
o.t.t.t.
  1. zal aanslaan
  2. zult aanslaan
  3. zal aanslaan
  4. zullen aanslaan
  5. zullen aanslaan
  6. zullen aanslaan
o.v.t.t.
  1. zou aanslaan
  2. zou aanslaan
  3. zou aanslaan
  4. zouden aanslaan
  5. zouden aanslaan
  6. zouden aanslaan
diversen
  1. sla aan!
  2. slaat aan!
  3. aangeslagen
  4. aanslaande
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor aanslaan:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rate besturing; gedrag; herleidingskoers; houding; koers; leiding; plan; rijrichting; tarief; valuta; wisselkoers
tax belasting; belastingen; heffing; heffingen; kosten; leges; overheidsbelasting
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
evaluate aanslaan; taxeren evalueren
rate aanslaan; taxeren
tax aanslaan; taxeren

Wiktionary: aanslaan


Cross Translation:
FromToVia
aanslaan impose; impose upon; force; coerce; thrust; assert; put on; apply; tax; mandate; necessitate; oblige; inflict imposer — Traductions à trier suivant le sens
aanslaan rebound; bounce; recoil; ricochet rebondir — Faire un ou plusieurs bonds.
aanslaan seize saisir — Arrêter, retenir par voie de saisie.