Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. afsplijting:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afsplijting (Nederlands) in het Engels

afsplijting:

afsplijting [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. afsplijting (afsplitsing; afsplitsen; afsplijten)
    the split
    • split [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor afsplijting:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
split afsplijten; afsplijting; afsplitsen; afsplitsing gleuf; kier; opening; scheur; sleuf; torn
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
split afscheiden; afsplitsen; afzonderen; hakken; in stukken hakken; klieven; kloven; loskoppelen; opkrassen; scheiden; separeren; splijten; splitsen; uit elkaar halen; uiteengaan; uiteensplijten; uitsplitsen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
split gespleten; gevorkt