Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Engels ->Vertaal afzitten

Vertaal afzitten van Nederlands naar Engels

Overzicht

Nederlands naar Engels: Meer gegevens...

afzitten:
- wear out; sit out; sit out to the end
- expiating; sitting out; waiting out

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afzitten (Nederlands) in het Engels

afzitten:

afzitten werkwoord (zit af, zat af, zaten af, afgezeten)

afzitten (afslijten door erop te zitten)
to wear out; to sit out; to sit out to the end
- wear out werkwoord (wears out, wore out, wearing out)
- sit out werkwoord (sits out, sat out, sitting out)
- sit out to the end werkwoord (sits out to the end, sat out to the end, sitting out to the end)

Conjugations for afzitten:

o.t.t.

zit af
zit af
zit af
zitten af
zitten af
zitten af

o.v.t.

zat af
zat af
zat af
zaten af
zaten af
zaten af

v.t.t.

heb afgezeten
hebt afgezeten
heeft afgezeten
hebben afgezeten
hebben afgezeten
hebben afgezeten

v.v.t.

had afgezeten
had afgezeten
had afgezeten
hadden afgezeten
hadden afgezeten
hadden afgezeten

o.t.t.t.

zal afzitten
zult afzitten
zal afzitten
zullen afzitten
zullen afzitten
zullen afzitten

o.v.t.t.

zou afzitten
zou afzitten
zou afzitten
zouden afzitten
zouden afzitten
zouden afzitten

diversen

zit af!
zit af!
afgezeten
afzittende

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afzitten [znw.] zelfstandig naamwoord

afzitten (uitzitten)
the expiating; the sitting out; the waiting out
- expiating [the ~] zelfstandig naamwoord
- sitting out [the ~] zelfstandig naamwoord
- waiting out [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor afzitten:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
expiating	afzitten; uitzitten
sitting out	afzitten; uitzitten
waiting out	afzitten; uitzitten
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
sit out	afslijten door erop te zitten; afzitten	uitzitten
sit out to the end	afslijten door erop te zitten; afzitten	uitzitten
wear out	afslijten door erop te zitten; afzitten	afbreken; afdragen; afmatten; afslijten; aftrappen; moe maken; ruineren; slijten; slopen; uitputten; vermoeien; vernielen; vernietigen; verslijten; verteren; verwoesten; wegslijten