Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. ageren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ageren (Nederlands) in het Engels

ageren:

ageren werkwoord (ageer, ageert, ageerde, ageerden, geageerd)

  1. ageren (handelen)
    to deal with; to deal; to agitate; to act
    • deal with werkwoord (deals with, dealt with, dealing with)
    • deal werkwoord (deals, dealt, dealing)
    • agitate werkwoord (agitates, agitated, agitating)
    • act werkwoord (acts, acted, acting)

Conjugations for ageren:

o.t.t.
  1. ageer
  2. ageert
  3. ageert
  4. ageren
  5. ageren
  6. ageren
o.v.t.
  1. ageerde
  2. ageerde
  3. ageerde
  4. ageerden
  5. ageerden
  6. ageerden
v.t.t.
  1. heb geageerd
  2. hebt geageerd
  3. heeft geageerd
  4. hebben geageerd
  5. hebben geageerd
  6. hebben geageerd
v.v.t.
  1. had geageerd
  2. had geageerd
  3. had geageerd
  4. hadden geageerd
  5. hadden geageerd
  6. hadden geageerd
o.t.t.t.
  1. zal ageren
  2. zult ageren
  3. zal ageren
  4. zullen ageren
  5. zullen ageren
  6. zullen ageren
o.v.t.t.
  1. zou ageren
  2. zou ageren
  3. zou ageren
  4. zouden ageren
  5. zouden ageren
  6. zouden ageren
diversen
  1. ageer!
  2. ageert!
  3. geageerd
  4. agerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

ageren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. ageren (handelen)
    the perform; the agitating; the operate; the work
    • perform [the ~] zelfstandig naamwoord
    • agitating [the ~] zelfstandig naamwoord
    • operate [the ~] zelfstandig naamwoord
    • work [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor ageren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
act actie; aktie; daad; handeling
agitating ageren; handelen
deal deal; transactie; zaak
operate ageren; handelen
perform ageren; handelen
work ageren; handelen ambacht; arbeid; beroep; bezigheid; inspanning; job; karwei; taak; vak; werk; werkzaamheden; werkzaamheid
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
act ageren; handelen acteren; doen; doen alsof; handelen; optreden; performen; spelen; toneelspelen; uitrichten; uitvoeren; verrichten; zich aanstellen
agitate ageren; handelen agiteren; in beroering brengen; oppoken; opstoken; verroeren
deal ageren; handelen
deal with ageren; handelen optreden tegen; te doen hebben
operate bedienen; handelen; karren; knoppen bedienen; leven; manipuleren; opereren; optreden; procederen; rijden; te werk gaan; werken
perform acteren; doen alsof; een prestatie leveren; opgevoerd worden; optreden; performen; presteren; spelen; toneelspelen; volvoeren; zich aanstellen
work arbeiden; handelen; leven; manipuleren; opereren; optreden; procederen; te werk gaan; uit werken gaan; werken; werkzaam zijn; wrochten

Wiktionary: ageren


Cross Translation:
FromToVia
ageren produce; operate; impact; impinge; work; avail; affect; act; take action; move opéreraccomplir une œuvre, produire un effet.