Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. beletsel:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor beletsel (Nederlands) in het Engels

beletsel:

beletsel [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het beletsel (obstakel; belemmering; hindernis; klip)
    the obstacle; the barrier; the impediment; the hindrance

Vertaal Matrix voor beletsel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
barrier belemmering; beletsel; hindernis; klip; obstakel afgrendeling; afsluitboom; afsluiting; dichtmaken; het afsluiten; hindernis; hinderpaal; roadblock; slagboom; sluitboom; sluiting; versperring
hindrance belemmering; beletsel; hindernis; klip; obstakel belemmering; bemoeilijking; hinder; hindernis; hinderpaal; last; moeite; obstructie; overlast; sabotage; soesa; struikelblok; tegenwerking; verhinderd zijn; verhindering
impediment belemmering; beletsel; hindernis; klip; obstakel afwijking; belemmering; bemoeilijking; breidel; gebrek; handicap; hinder; hindernis; hinderpaal; last; moeite; obstructie; overlast; soesa; verhinderd zijn; verhindering
obstacle belemmering; beletsel; hindernis; klip; obstakel bemoeilijking; bobbel; hinder; hindernis; hinderpaal; hobbel; obstructie; oneffenheid; ongelijkheid; overlast; struikelblok; verhinderd zijn; verhindering; verstopping in het lichaam

Verwante woorden van "beletsel":

  • beletselen, beletseltje

Wiktionary: beletsel

beletsel
noun
  1. hindrance; that which impedes progress
  2. anything which impedes