Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. bijeengebracht:
  2. bijeenbrengen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bijeengebracht (Nederlands) in het Engels

bijeengebracht:

bijeengebracht bijvoeglijk naamwoord

  1. bijeengebracht (verzameld)
    assembled; collected; brought together

Vertaal Matrix voor bijeengebracht:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
collected bijeengebracht; verzameld bedaard; gecollecteerd; gelijkmoedig; ingezameld; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
assembled bijeengebracht; verzameld
brought together bijeengebracht; verzameld gecollecteerd; ingezameld

Verwante woorden van "bijeengebracht":

  • bijeengebrachte

bijeenbrengen:

bijeenbrengen werkwoord (breng bijeen, brengt bijeen, bracht bijeen, brachten bijeen, bijeengebracht)

  1. bijeenbrengen (samenbrengen; concentreren; bij elkaar brengen)
    to assemble; to unite; to bring together; to join
    • assemble werkwoord (assembles, assembled, assembling)
    • unite werkwoord (unites, united, uniting)
    • bring together werkwoord (brings together, brought together, bringing together)
    • join werkwoord (joins, joined, joining)

Conjugations for bijeenbrengen:

o.t.t.
  1. breng bijeen
  2. brengt bijeen
  3. brengt bijeen
  4. brengen bijeen
  5. brengen bijeen
  6. brengen bijeen
o.v.t.
  1. bracht bijeen
  2. bracht bijeen
  3. bracht bijeen
  4. brachten bijeen
  5. brachten bijeen
  6. brachten bijeen
v.t.t.
  1. heb bijeengebracht
  2. hebt bijeengebracht
  3. heeft bijeengebracht
  4. hebben bijeengebracht
  5. hebben bijeengebracht
  6. hebben bijeengebracht
v.v.t.
  1. had bijeengebracht
  2. had bijeengebracht
  3. had bijeengebracht
  4. hadden bijeengebracht
  5. hadden bijeengebracht
  6. hadden bijeengebracht
o.t.t.t.
  1. zal bijeenbrengen
  2. zult bijeenbrengen
  3. zal bijeenbrengen
  4. zullen bijeenbrengen
  5. zullen bijeenbrengen
  6. zullen bijeenbrengen
o.v.t.t.
  1. zou bijeenbrengen
  2. zou bijeenbrengen
  3. zou bijeenbrengen
  4. zouden bijeenbrengen
  5. zouden bijeenbrengen
  6. zouden bijeenbrengen
diversen
  1. breng bijeen!
  2. brengt bijeen!
  3. bijeengebracht
  4. bijeenbrengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bijeenbrengen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
assemble samenkomen
join aanvoegen; join
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
assemble bij elkaar brengen; bijeenbrengen; concentreren; samenbrengen aanbrengen; aanleggen; afspreken; assembleren; bijeenkomen; elkaar ontmoeten; elkaar zien; in elkaar zetten; installeren; monteren; monteren en aansluiten; plaatsen; samenkomen; samenscholen; treffen; verenigen; verzamelen
bring together bij elkaar brengen; bijeenbrengen; concentreren; samenbrengen voegen
join bij elkaar brengen; bijeenbrengen; concentreren; samenbrengen aaneenlassen; aaneenschakelen; aansluiten; bijdoen; bijeen komen; bijsluiten; bijvoegen; binden; bundelen; combineren; deelnemen; een combinatie maken; erbij komen; erbij voegen; in de val laten lopen; knevelen; knopen; koppelen; lassen; meedoen; participeren; samenkomen; samenvoegen; strikken; toevoegen; vastbinden; vastmaken; verbinden; voegen; zich voegen
unite bij elkaar brengen; bijeenbrengen; concentreren; samenbrengen aansluiten; bijeen voegen; bijvoegen; bundelen; combineren; een combinatie maken; koppelen; samenbundelen; samenkoppelen; samenstromen; samenvoegen; verbinden
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
join mede; mee

Wiktionary: bijeenbrengen

bijeenbrengen
verb
  1. bij elkaar brengen

Cross Translation:
FromToVia
bijeenbrengen join; unite; amalgamate; unify; assemble; combine; couple; connect accouplerjoindre deux choses ensemble.
bijeenbrengen bring; take; fetch apporterporter quelque chose à quelqu’un. usage L’objet du verbe apporter est toujours un inanimé.
bijeenbrengen join; assemble; link together; link up; put together; build; compose; construct; draught; combine; connect; unite; add; append joindreapprocher deux choses l’une contre l’autre, en sorte qu’elles se toucher ou qu’elles se tenir.