Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. blaas:
  2. blazen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor blaas (Nederlands) in het Engels

blaas:

blaas [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de blaas
    the bladder
    • bladder [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor blaas:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bladder blaas

Verwante woorden van "blaas":


Wiktionary: blaas

blaas
noun
  1. een hol orgaan dat gevuld is met een hoeveelheid gas en/of vloeistof
blaas
noun
  1. flexible sac in zoology
  2. urinary bladder

Cross Translation:
FromToVia
blaas bladder BlaseMedizin, Anatomie, kurz: Harnblase
blaas bubble; zero; blister; bull bulle — Petite quantité d’air qui s’élever à la surface des liquides, en particulier lors de l’ébullition ou de la fermentation.
blaas bladder; bubble vessie — Organe urinaire
blaas bladder; bubble vésicule — anatomie|fr sac membraneux semblable à une petite vessie.

blazen:

blazen werkwoord (blaas, blaast, blies, bliezen, geblazen)

  1. blazen (fluiten; pijpen)
    to whistle; to blow; to hum
    • whistle werkwoord (whistles, whistled, whistling)
    • blow werkwoord (blows, blew, blowing)
    • hum werkwoord (hums, hummed, humming)
  2. blazen (puffen; hijgen)
    to wheeze; to blow; to gasp; to pant; to puff
    • wheeze werkwoord (wheezes, wheezed, wheezing)
    • blow werkwoord (blows, blew, blowing)
    • gasp werkwoord (gasps, gasped, gasping)
    • pant werkwoord (pants, panted, panting)
    • puff werkwoord (puffs, puffed, puffing)

Conjugations for blazen:

o.t.t.
  1. blaas
  2. blaast
  3. blaast
  4. blazen
  5. blazen
  6. blazen
o.v.t.
  1. blies
  2. blies
  3. blies
  4. bliezen
  5. bliezen
  6. bliezen
v.t.t.
  1. heb geblazen
  2. hebt geblazen
  3. heeft geblazen
  4. hebben geblazen
  5. hebben geblazen
  6. hebben geblazen
v.v.t.
  1. had geblazen
  2. had geblazen
  3. had geblazen
  4. hadden geblazen
  5. hadden geblazen
  6. hadden geblazen
o.t.t.t.
  1. zal blazen
  2. zult blazen
  3. zal blazen
  4. zullen blazen
  5. zullen blazen
  6. zullen blazen
o.v.t.t.
  1. zou blazen
  2. zou blazen
  3. zou blazen
  4. zouden blazen
  5. zouden blazen
  6. zouden blazen
diversen
  1. blaas!
  2. blaast!
  3. geblazen
  4. blazend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor blazen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blow bluts; deuk; dreun; duw; duwtje; fiasco; flop; handslag; harde slag; hengst; instulping; jens; klap; klop; knal; lel; mep; misrekening; misslag; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; por; slag; sof; stoot; stootje; tegenvaller; teleurstelling; terugslag; tik; toegebrachte klap; zet
hum gebrom; gedruis; gemurmel; geroezemoes; gezoem; rumoer; tumult
pant broek
puff haal; haaltje; soes; trekje; trekje aan een sigaret
whistle fluit
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blow blazen; fluiten; hijgen; pijpen; puffen 'm piepen; 'm smeren; aanblazen; aanwakkeren; afzuigen; doen opvlammen; fellatio doen; fladderen; hard waaien; iets vergallen; pijpen; stuiven; verknoeien; waaien; wapperen; zuigen
gasp blazen; hijgen; puffen hijgen; janken; snikken; zwaar ademhalen
hum blazen; fluiten; pijpen brommen; gonzen; neuriën; zoemen
pant blazen; hijgen; puffen
puff blazen; hijgen; puffen
wheeze blazen; hijgen; puffen
whistle blazen; fluiten; pijpen

Verwante woorden van "blazen":


Wiktionary: blazen

blazen
verb
  1. een luchtstroom veroorzaken
blazen
verb
  1. to create or shape by blowing
  2. to propel by an air current
  3. to produce an air current
  4. blow air through (a wind instrument)

Cross Translation:
FromToVia
blazen puff; blow pustenumgangssprachlich: durch plötzliches heftiges Ausatmen einen starken Luftstrom erzeugen
blazen inspiration; animation soufflevent produit pousser l’air hors de la bouche.