Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. blinkend:
  2. blinken:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor blinkend (Nederlands) in het Engels

blinkend:

blinkend bijvoeglijk naamwoord

  1. blinkend (glimmend)
    shiny; reflective; shining; phosphorescent
    bright
    – emitting or reflecting light readily or in large amounts 1
    • bright bijvoeglijk naamwoord
      • the sun was bright and hot1
      • a bright sunlit room1

Vertaal Matrix voor blinkend:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
phosphorescent blinkend; glimmend glanzend; licht gevend; lichtend; schijnend
reflective blinkend; glimmend beschouwbaar; beschouwelijk
shining blinkend; glimmend glanzend; glunderend; licht gevend; lichtend; schijnend
shiny blinkend; glimmend glinsterend; schitterend
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bright blinkend; glimmend aanschouwelijk; adrem; bedachtzaam; bijdehand; blij; blijgeestig; blijmoedig; bloeiend; clever; correct; dartel; doordacht; duidelijk; fideel; flagrant; fleurig; flitsend; geestig; gevat; hip; intelligent; jolig; kien; kleurig; kleurrijk; knap; kwiek; leuk om te zien; levendig; lustig; modieus; monter; nadenkend; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; overduidelijk; pienter; raadzaam; raak; schrander; slim; snedig; snel; snugger; spiritueus; trendy; uitgelaten; uitgeslapen; verstandig; vlot; vrolijk; wakker; weldenkend; welgemoed; wijs; wijselijk; zinnig; zo klaar als een klontje; zonneklaar; zonnig

Wiktionary: blinkend

blinkend
adjective
  1. shiny and colourful, and thus pleasing to the eye

blinkend vorm van blinken:

blinken werkwoord (blink, blinkt, blinkte, blinkten, geblinkt)

  1. blinken
    to glimmer; to glitter
    • glimmer werkwoord (glimmers, glimmered, glimmering)
    • glitter werkwoord (glitters, glittered, glittering)

Conjugations for blinken:

o.t.t.
  1. blink
  2. blinkt
  3. blinkt
  4. blinken
  5. blinken
  6. blinken
o.v.t.
  1. blinkte
  2. blinkte
  3. blinkte
  4. blinkten
  5. blinkten
  6. blinkten
v.t.t.
  1. heb geblinkt
  2. hebt geblinkt
  3. heeft geblinkt
  4. hebben geblinkt
  5. hebben geblinkt
  6. hebben geblinkt
v.v.t.
  1. had geblinkt
  2. had geblinkt
  3. had geblinkt
  4. hadden geblinkt
  5. hadden geblinkt
  6. hadden geblinkt
o.t.t.t.
  1. zal blinken
  2. zult blinken
  3. zal blinken
  4. zullen blinken
  5. zullen blinken
  6. zullen blinken
o.v.t.t.
  1. zou blinken
  2. zou blinken
  3. zou blinken
  4. zouden blinken
  5. zouden blinken
  6. zouden blinken
diversen
  1. blink!
  2. blinkt!
  3. geblinkt
  4. blinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

blinken [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. blinken
    the glimmering; the glittering

Vertaal Matrix voor blinken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
glimmer glans; gloed; schijn; schijnsel; straling
glimmering blinken
glitter glans; luister; schitteren
glittering blinken flakkering; flikkering; fonkelen; fonkeling; geflikker; geglinster; glitter; schijn; schittering; sprankelen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
glimmer blinken fonkelen; glinsteren; gloren; schitteren
glitter blinken fonkelen; glimmen; glinsteren; glitteren; schitteren
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
glittering fonkelend; glinsterend; glorierijk; luisterrijk; lustrijk; magnifiek; prachtig; schitterend

Wiktionary: blinken

blinken
verb
  1. in opvallende mate licht weerkaatsen of uitzenden
blinken
verb
  1. to reflect light

Cross Translation:
FromToVia
blinken shine; glow briller — (term, sens étymologique, désormais inusité) S’agiter, aller de-ci de-là, frétiller d’impatience.