Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. devalueren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor devalueren (Nederlands) in het Engels

devalueren:

devalueren werkwoord (devalueer, devalueert, devalueerde, devalueerden, gedevalueerd)

  1. devalueren (afwaarderen)
    to devaluate; to bring down
    • devaluate werkwoord (devaluates, devaluated, devaluating)
    • bring down werkwoord (brings down, brought dowm, bringing down)

Conjugations for devalueren:

o.t.t.
  1. devalueer
  2. devalueert
  3. devalueert
  4. devalueren
  5. devalueren
  6. devalueren
o.v.t.
  1. devalueerde
  2. devalueerde
  3. devalueerde
  4. devalueerden
  5. devalueerden
  6. devalueerden
v.t.t.
  1. heb gedevalueerd
  2. hebt gedevalueerd
  3. heeft gedevalueerd
  4. hebben gedevalueerd
  5. hebben gedevalueerd
  6. hebben gedevalueerd
v.v.t.
  1. had gedevalueerd
  2. had gedevalueerd
  3. had gedevalueerd
  4. hadden gedevalueerd
  5. hadden gedevalueerd
  6. hadden gedevalueerd
o.t.t.t.
  1. zal devalueren
  2. zult devalueren
  3. zal devalueren
  4. zullen devalueren
  5. zullen devalueren
  6. zullen devalueren
o.v.t.t.
  1. zou devalueren
  2. zou devalueren
  3. zou devalueren
  4. zouden devalueren
  5. zouden devalueren
  6. zouden devalueren
en verder
  1. is gedevalueerd
  2. zijn gedevalueerd
diversen
  1. devalueer!
  2. devalueert!
  3. gedevalueerd
  4. devaluerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

devalueren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. devalueren (afwaarderen)
    the devaluating; the take off in value

Vertaal Matrix voor devalueren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
devaluating afwaarderen; devalueren
take off in value afwaarderen; devalueren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bring down afwaarderen; devalueren naar beneden brengen; neerbrengen; neerhalen; neerleggen; neersabelen; omlaagbrengen; onderuit halen; ten val brengen; wippen
devaluate afwaarderen; devalueren