Nederlands

Uitgebreide vertaling voor dollen (Nederlands) in het Engels

dollen:

dollen werkwoord (dol, dolt, dolde, dolden, gedold)

  1. dollen (malligheid uithalen; een poets bakken; streek uithalen; )
    to joke; to banter; to jape; to poke fun at; to play a joke; to do something silly; to commit foolery; to play a trick; to make fun of; to jest
    • joke werkwoord (jokes, joked, joking)
    • banter werkwoord (banters, bantered, bantering)
    • jape werkwoord (japes, japed, japing)
    • poke fun at werkwoord (pokes fun at, poked fun at, poking fun at)
    • play a joke werkwoord (plays a joke, played a joke, playing a joke)
    • do something silly werkwoord (does something silly, did something silly, doing something silly)
    • commit foolery werkwoord (commits foolery, committed foolery, committing foolery)
    • play a trick werkwoord (plays a trick, played a trick, playing a trick)
    • make fun of werkwoord (makes fun of, made fun of, making fun of)
    • jest werkwoord (jests, jested, jesting)
  2. dollen (ravotten; stoeien; zich uitleven; wild spelen; wild rennen)
    to romp; to romp around; to frolic; to horse around; to run around wildly; to play; to let oneself go
    • romp werkwoord (romps, romped, romping)
    • romp around werkwoord (romps around, romped around, romping around)
    • frolic werkwoord (frolics, frolicked, frolicking)
    • horse around werkwoord (horses around, horsed around, horsing around)
    • run around wildly werkwoord (runs around wildly, ran around wildly, running around wildly)
    • play werkwoord (plays, played, playing)
    • let oneself go werkwoord (lets oneself go, let oneself go, letting oneself go)

Conjugations for dollen:

o.t.t.
  1. dol
  2. dolt
  3. dolt
  4. dollen
  5. dollen
  6. dollen
o.v.t.
  1. dolde
  2. dolde
  3. dolde
  4. dolden
  5. dolden
  6. dolden
v.t.t.
  1. heb gedold
  2. hebt gedold
  3. heeft gedold
  4. hebben gedold
  5. hebben gedold
  6. hebben gedold
v.v.t.
  1. had gedold
  2. had gedold
  3. had gedold
  4. hadden gedold
  5. hadden gedold
  6. hadden gedold
o.t.t.t.
  1. zal dollen
  2. zult dollen
  3. zal dollen
  4. zullen dollen
  5. zullen dollen
  6. zullen dollen
o.v.t.t.
  1. zou dollen
  2. zou dollen
  3. zou dollen
  4. zouden dollen
  5. zouden dollen
  6. zouden dollen
diversen
  1. dol!
  2. dolt!
  3. gedold
  4. dollend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor dollen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
banter aardigheid; blijdschap; gein; geintje; gekheid; grapje; lolletje; malheid; plezier; pretje; scherts; vreugde
frolic capriool
jest bak; canard; grap; grappenmakerij; grol; kwinkslag; mop; scherts
joke aardigheid; bak; canard; farce; gein; geintje; gekheid; grap; grapje; grappenmakerij; grol; kwinkslag; lolletje; mop; pretje; scherts; schertsvertoning; ui
play capriool; concours; drama; gespeel; kinderspel; marge; partij; partijtje; pot; potje; schouwspel; speelruimte; spel; speling; strijd; stuk; toneelstuk; wedstrijd; wedstrijdje
poke fun at aanfluiting; bespotten; bespotting; draak steken met; gespot; hoon; ironie; sarcasme; smaad; spot; spotternij
romp capriool; gedonderjaag; geravot; gestoei; stoeierij; stoeipartij
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
banter dollen; een poets bakken; gekheid uithalen; gekscheren; grappen; malligheid uithalen; schertsen; streek uithalen badineren
commit foolery dollen; een poets bakken; gekheid uithalen; gekscheren; grappen; malligheid uithalen; schertsen; streek uithalen
do something silly dollen; een poets bakken; gekheid uithalen; gekscheren; grappen; malligheid uithalen; schertsen; streek uithalen
frolic dollen; ravotten; stoeien; wild rennen; wild spelen; zich uitleven dartelen; huppelen
horse around dollen; ravotten; stoeien; wild rennen; wild spelen; zich uitleven
jape dollen; een poets bakken; gekheid uithalen; gekscheren; grappen; malligheid uithalen; schertsen; streek uithalen
jest dollen; een poets bakken; gekheid uithalen; gekscheren; grappen; malligheid uithalen; schertsen; streek uithalen
joke dollen; een poets bakken; gekheid uithalen; gekscheren; grappen; malligheid uithalen; schertsen; streek uithalen badineren; gekheid maken; grappen maken
let oneself go dollen; ravotten; stoeien; wild rennen; wild spelen; zich uitleven
make fun of dollen; een poets bakken; gekheid uithalen; gekscheren; grappen; malligheid uithalen; schertsen; streek uithalen bespotten; de draak steken; spotten
play dollen; ravotten; stoeien; wild rennen; wild spelen; zich uitleven afspelen; bespelen; doen alsof; spelen; toneelspelen; zich aanstellen
play a joke dollen; een poets bakken; gekheid uithalen; gekscheren; grappen; malligheid uithalen; schertsen; streek uithalen
play a trick dollen; een poets bakken; gekheid uithalen; gekscheren; grappen; malligheid uithalen; schertsen; streek uithalen uithalen; uitspoken
poke fun at dollen; een poets bakken; gekheid uithalen; gekscheren; grappen; malligheid uithalen; schertsen; streek uithalen bespotten; de draak steken; spotten
romp dollen; ravotten; stoeien; wild rennen; wild spelen; zich uitleven robbedoezen
romp around dollen; ravotten; stoeien; wild rennen; wild spelen; zich uitleven
run around wildly dollen; ravotten; stoeien; wild rennen; wild spelen; zich uitleven

Wiktionary: dollen

dollen
verb
  1. sport, engage in harmless pranking
  2. behave playfully and uninhibitedly
  3. to act in a foolish manner