Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. eigen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor eigen (Nederlands) in het Engels

eigen:

eigen bijvoeglijk naamwoord

  1. eigen (inherent)
    inherent
    – existing as an essential constituent or characteristic 1
    inherent in
  2. eigen (van nature aanwezig; aangeboren; natuurlijk)
    innate; natural; inborn
  3. eigen
    own; ain
    – belonging to or on behalf of a specified person (especially yourself); preceded by a possessive 1
    • own bijvoeglijk naamwoord
      • for your own use1
      • do your own thing1
      • she makes her own clothes1
    • ain bijvoeglijk naamwoord
      • `ain' is Scottish1
    private
  4. eigen (in eigendom hebben)
    to own; to have; to possess
    – have ownership or possession of 1
    • own werkwoord (owns, owned, owning)
      • He owns three houses in Florida1
    • have werkwoord (has, had, having)
      • How many cars does she have?1
    • possess werkwoord (possesses, possessed, possessing)

Vertaal Matrix voor eigen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
natural huidkleur; natuurtalent; vleeskleur
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
have eigen; in eigendom hebben beschikken over; bezitten; hebben; in eigendom hebben
own eigen; in eigendom hebben beschikken over; bezitten; hebben; in eigendom hebben
possess eigen; in eigendom hebben beschikken over; bezitten; hebben; in eigendom hebben
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ain eigen
inborn aangeboren; eigen; natuurlijk; van nature aanwezig aangeboren; ingeboren; inheemse; inlandse
inherent eigen; inherent diepgeworteld
innate aangeboren; eigen; natuurlijk; van nature aanwezig aangeboren; ingeboren; inheemse; inlandse
natural aangeboren; eigen; natuurlijk; van nature aanwezig aangeboren; ingeboren; inheemse; inlandse; natuurlijk; nietig; ongedwongen; ongekunsteld; ongeldig
own eigen bloedeigen
private eigen besloten; confidentieel; dierbaar; favoriete; geselecteerd; intiem; lievelings; privé; toegenegen; verkoren; vertrouwelijk
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inherent in eigen; inherent

Verwante woorden van "eigen":

  • eigenheid, eigene

Verwante definities voor "eigen":

  1. erbij horen2
    • die smaak is eigen aan broccoli2
  2. van jezelf2
    • dat zijn mijn eigen zaken2

Wiktionary: eigen

eigen
adjective
  1. op zichzelf betrekking hebbend
    • eigenown
eigen
en-det
  1. belonging to (determiner)
adjective
  1. grammar: designating a particular person, place or thing
  2. belonging to oneself or itself, own

Cross Translation:
FromToVia
eigen domestic; home; household domestique — Qui est de la maison

Verwante vertalingen van eigen