Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. exerceren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor exerceren (Nederlands) in het Engels

exerceren:

exerceren werkwoord (exerceer, exerceert, exerceerde, exerceerden, geëxerceerd)

  1. exerceren
    to drill; to exercise
    • drill werkwoord (drills, drilled, drilling)
    • exercise werkwoord (exercises, exercised, exercising)

Conjugations for exerceren:

o.t.t.
  1. exerceer
  2. exerceert
  3. exerceert
  4. exerceren
  5. exerceren
  6. exerceren
o.v.t.
  1. exerceerde
  2. exerceerde
  3. exerceerde
  4. exerceerden
  5. exerceerden
  6. exerceerden
v.t.t.
  1. heb geëxerceerd
  2. hebt geëxerceerd
  3. heeft geëxerceerd
  4. hebben geëxerceerd
  5. hebben geëxerceerd
  6. hebben geëxerceerd
v.v.t.
  1. had geëxerceerd
  2. had geëxerceerd
  3. had geëxerceerd
  4. hadden geëxerceerd
  5. hadden geëxerceerd
  6. hadden geëxerceerd
o.t.t.t.
  1. zal exerceren
  2. zult exerceren
  3. zal exerceren
  4. zullen exerceren
  5. zullen exerceren
  6. zullen exerceren
o.v.t.t.
  1. zou exerceren
  2. zou exerceren
  3. zou exerceren
  4. zouden exerceren
  5. zouden exerceren
  6. zouden exerceren
diversen
  1. exerceer!
  2. exerceert!
  3. geëxerceerd
  4. exercerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor exerceren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drill boor; boormachine; draaiboor; drilboor; handboor; klopboor; oefening; vaardigheidsoefening
exercise oefening; vaardigheidsoefening
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drill exerceren aanboren; boren; doorboren; gaatjes maken in; perforeren
exercise exerceren oefenen; ontwikkelen; praktiseren; repeteren; sport uitoefenen; trainen