Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. exposeren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor exposeren (Nederlands) in het Engels

exposeren:

exposeren werkwoord (exposeer, exposeert, exposeerde, exposeerden, geëxposeerd)

  1. exposeren (tonen; vertonen; tentoonstellen)
    to exhibit; to show; to display
    • exhibit werkwoord (exhibits, exhibited, exhibiting)
    • show werkwoord (shows, showed, showing)
    • display werkwoord (displaies, displayed, displaying)
  2. exposeren (tentoonstellen; vertonen; tonen; voor ogen brengen)
    to exhibit; to present; to display; to parade; be on show
    • exhibit werkwoord (exhibits, exhibited, exhibiting)
    • present werkwoord (presents, presented, presenting)
    • display werkwoord (displaies, displayed, displaying)
    • parade werkwoord (parades, paraded, parading)
    • be on show werkwoord

Conjugations for exposeren:

o.t.t.
  1. exposeer
  2. exposeert
  3. exposeert
  4. exposeren
  5. exposeren
  6. exposeren
o.v.t.
  1. exposeerde
  2. exposeerde
  3. exposeerde
  4. exposeerden
  5. exposeerden
  6. exposeerden
v.t.t.
  1. heb geëxposeerd
  2. hebt geëxposeerd
  3. heeft geëxposeerd
  4. hebben geëxposeerd
  5. hebben geëxposeerd
  6. hebben geëxposeerd
v.v.t.
  1. had geëxposeerd
  2. had geëxposeerd
  3. had geëxposeerd
  4. hadden geëxposeerd
  5. hadden geëxposeerd
  6. hadden geëxposeerd
o.t.t.t.
  1. zal exposeren
  2. zult exposeren
  3. zal exposeren
  4. zullen exposeren
  5. zullen exposeren
  6. zullen exposeren
o.v.t.t.
  1. zou exposeren
  2. zou exposeren
  3. zou exposeren
  4. zouden exposeren
  5. zouden exposeren
  6. zouden exposeren
en verder
  1. is geëxposeerd
  2. zijn geëxposeerd
diversen
  1. exposeer!
  2. exposeert!
  3. geëxposeerd
  4. exposerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor exposeren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
display beeldscherm; bekendmaking; etalering; monitor; uitstalling
exhibit inzending
parade defilé; parade
present aardigheid; aardigheidje; cadeau; geschenk; kado; o.t.t.; onvoltooid tegenwoordige tijd; present; presentje
show demonstratie; expositie; happening; laten zien; opvoering; parade; performance; show; staatsie; tentoonstelling; toneelavond; uiterlijk vertoon; uitstalling; vertoning; voorstelling
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
be on show exposeren; tentoonstellen; tonen; vertonen; voor ogen brengen
display exposeren; tentoonstellen; tonen; vertonen; voor ogen brengen aanbieden; etaleren; laten zien; offreren; openbaren; presenteren; tentoonspreiden; tentoonstellen; tonen; uitstallen; voorleggen; zich uiten
exhibit exposeren; tentoonstellen; tonen; vertonen; voor ogen brengen etaleren; openbaren; tentoonstellen; tonen; uitstallen; zich uiten
parade exposeren; tentoonstellen; tonen; vertonen; voor ogen brengen flaneren; kuieren; lopen; paraderen; rondslenteren; slenteren; wandelen
present exposeren; tentoonstellen; tonen; vertonen; voor ogen brengen aanbevelen; aanbieden; aanraden; bedelen; begiftigen; beschenken; iemand recommanderen; indienen; laten zien; naar voren brengen; nomineren; opgevoerd worden; opperen; poneren; presenteren; tonen; vertonen; voordragen
show exposeren; tentoonstellen; tonen; vertonen aanduiden; aangeven; attenderen; etaleren; getuigen van; iets aanwijzen; indiceren; laten blijken; laten zien; openbaren; presenteren; te voorschijn halen; tentoonstellen; tevoorschijn brengen; tevoorschijn halen; tevoorschijnhalen; tevoorschijntoveren; tonen; uitstallen; vertonen; voor de dag halen; voordedaghalen; wijzen; wijzen naar; zich uiten
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
present aanwezig; eigentijds; hedendaags; huidig; modern; momenteel; present!; tegenwoordig; tijdseigen; van nu; van vandaag