Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. fluiten:
  2. fluit:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor fluiten (Nederlands) in het Engels

fluiten:

fluiten werkwoord (fluit, floot, floten, gefloten)

  1. fluiten (pijpen; blazen)
    to whistle; to blow; to hum
    • whistle werkwoord (whistles, whistled, whistling)
    • blow werkwoord (blows, blew, blowing)
    • hum werkwoord (hums, hummed, humming)

Conjugations for fluiten:

o.t.t.
  1. fluit
  2. fluit
  3. fluit
  4. fluiten
  5. fluiten
  6. fluiten
o.v.t.
  1. floot
  2. floot
  3. floot
  4. floten
  5. floten
  6. floten
v.t.t.
  1. heb gefloten
  2. hebt gefloten
  3. heeft gefloten
  4. hebben gefloten
  5. hebben gefloten
  6. hebben gefloten
v.v.t.
  1. had gefloten
  2. had gefloten
  3. had gefloten
  4. hadden gefloten
  5. hadden gefloten
  6. hadden gefloten
o.t.t.t.
  1. zal fluiten
  2. zult fluiten
  3. zal fluiten
  4. zullen fluiten
  5. zullen fluiten
  6. zullen fluiten
o.v.t.t.
  1. zou fluiten
  2. zou fluiten
  3. zou fluiten
  4. zouden fluiten
  5. zouden fluiten
  6. zouden fluiten
diversen
  1. fluit!
  2. fluit!
  3. gefloten
  4. fluitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor fluiten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blow bluts; deuk; dreun; duw; duwtje; fiasco; flop; handslag; harde slag; hengst; instulping; jens; klap; klop; knal; lel; mep; misrekening; misslag; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; por; slag; sof; stoot; stootje; tegenvaller; teleurstelling; terugslag; tik; toegebrachte klap; zet
hum gebrom; gedruis; gemurmel; geroezemoes; gezoem; rumoer; tumult
whistle fluit
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blow blazen; fluiten; pijpen 'm piepen; 'm smeren; aanblazen; aanwakkeren; afzuigen; blazen; doen opvlammen; fellatio doen; fladderen; hard waaien; hijgen; iets vergallen; pijpen; puffen; stuiven; verknoeien; waaien; wapperen; zuigen
hum blazen; fluiten; pijpen brommen; gonzen; neuriën; zoemen
whistle blazen; fluiten; pijpen

Verwante woorden van "fluiten":


Verwante definities voor "fluiten":

  1. door blazen een geluid maken1
    • de vogels floten in de bomen1

Wiktionary: fluiten

fluiten
verb
  1. een fluit bespelen
  2. geluid van een fluit voortbrengen
fluiten
verb
  1. to produce a whistling sound
  2. to move is such a way as to make a whistling sound

fluiten vorm van fluit:

fluit [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de fluit
    the whistle; the flute; the fife
    • whistle [the ~] zelfstandig naamwoord
    • flute [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fife [the ~] zelfstandig naamwoord
    the pipe
    – a tubular wind instrument 2
    • pipe [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor fluit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fife fluit
flute fluit blokfluit
pipe fluit pijp; tabakspijp; verticale streep
whistle fluit
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pipe doorsluizen
whistle blazen; fluiten; pijpen

Verwante woorden van "fluit":


Wiktionary: fluit

fluit
noun
  1. woodwind instrument
  2. musical instrument

Cross Translation:
FromToVia
fluit flute; whistle Flöte — ein Blasinstrument, ein Musikinstrument
fluit flute; tall; glass; loaf; streamer flûte — (musique) instrument à vent sous forme de tuyau percer d’orifices. De l’air souffler est mis en vibration par un biseau disposé près de l’embouchure du tuyau dont la longueur est déterminée par le nombre et la taille d’orifices disposés sur le [[corps