Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. geflipt:
  2. flippen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor geflipt (Nederlands) in het Engels

geflipt:

geflipt bijvoeglijk naamwoord

  1. geflipt (gek)
    crazy
    • crazy bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor geflipt:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
crazy geflipt; gek achterlijk; bizar; dwaas; eigenaardig; geestelijk gestoord; gek; geschift; gestoord; getikt; grotesk; hoorndol; idioot; idioterig; kierewiet; knettergek; knots; krankjorum; krankzinnig; maf; mal; mesjogge; mesjokke; niet goed snik; stupide; typisch; vreemd; zot

geflipt vorm van flippen:

flippen werkwoord (flip, flipt, flipte, flipten, geflipt)

  1. flippen (begeven)
    to break down; to give way; to go to pieces
    • break down werkwoord (breaks down, broke down, breaking down)
    • give way werkwoord (gives way, gave way, giving way)
    • go to pieces werkwoord (goes to pieces, went to pieces, going to pieces)

Conjugations for flippen:

o.t.t.
  1. flip
  2. flipt
  3. flipt
  4. flippen
  5. flippen
  6. flippen
o.v.t.
  1. flipte
  2. flipte
  3. flipte
  4. flipten
  5. flipten
  6. flipten
v.t.t.
  1. ben geflipt
  2. bent geflipt
  3. is geflipt
  4. zijn geflipt
  5. zijn geflipt
  6. zijn geflipt
v.v.t.
  1. was geflipt
  2. was geflipt
  3. was geflipt
  4. waren geflipt
  5. waren geflipt
  6. waren geflipt
o.t.t.t.
  1. zal flippen
  2. zult flippen
  3. zal flippen
  4. zullen flippen
  5. zullen flippen
  6. zullen flippen
o.v.t.t.
  1. zou flippen
  2. zou flippen
  3. zou flippen
  4. zouden flippen
  5. zouden flippen
  6. zouden flippen
diversen
  1. flip!
  2. flipt!
  3. geflipt
  4. flippend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor flippen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
break down begeven; flippen afbreken; afknappen; bezwijken; beëindigen; breken; er vanaf breken; forceren; in elkaar klappen; in elkaar storten; inklappen; neerhalen; omverhalen; ondergaan; ontbinden; opheffen; slopen; stukmaken; te gronde gaan; uit elkaar halen; verbreken; verbrijzelen
give way begeven; flippen doorbuigen; doorzakken; eraf gaan; los worden; losgaan; uit de weg gaan; uitwijken; verzakken
go to pieces begeven; flippen ondergaan; te gronde gaan; ten ondergaan
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
break down ongerede