Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. handicap:
  2. Wiktionary:
  3. Gebruikers suggesties voor handicap:
    • impairment


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor handicap (Nederlands) in het Engels

handicap:

handicap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de handicap (afwijking; gebrek)
    the impediment; the disability; the handicap
  2. de handicap (lichaamsgebrek; gebrek)
    the physical defect; the disability; the handicap

Vertaal Matrix voor handicap:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
disability afwijking; gebrek; handicap; lichaamsgebrek arbeidsongeschiktheid; invaliditeit
handicap afwijking; gebrek; handicap; lichaamsgebrek
impediment afwijking; gebrek; handicap belemmering; beletsel; bemoeilijking; breidel; hinder; hindernis; hinderpaal; klip; last; moeite; obstakel; obstructie; overlast; soesa; verhinderd zijn; verhindering
physical defect gebrek; handicap; lichaamsgebrek

Verwante woorden van "handicap":


Wiktionary: handicap

handicap
noun
  1. result of being impaired
  2. disadvantage, in particular physical or mental disadvantages of people