Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. heerschap:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor heerschap (Nederlands) in het Engels

heerschap:

heerschap [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het heerschap (sujet; vent)
    the guy; the bloke; the fellow; the chap
    • guy [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bloke [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fellow [the ~] zelfstandig naamwoord
    • chap [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor heerschap:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bloke heerschap; sujet; vent gast; goser; gozer; kerel; knakker; knul; man; vent
chap heerschap; sujet; vent gast; goser; gozer; kerel; knakker; knul; man; snuiter; vent
fellow heerschap; sujet; vent ambtgenoot; collega; compagnon; gabber; gast; gezel; goser; gozer; kameraad; kameraadje; kerel; knakker; knul; kompaan; kornuit; maat; maatje; makker; man; metgezel; pal; snuiter; spitsbroeder; vakgenoot; vent; vriend; vriendje
guy heerschap; sujet; vent jongen; rakker; snuiter

Verwante woorden van "heerschap":

  • heerschappen

Wiktionary: heerschap

heerschap
noun
  1. domination, influence, or authority over another
  2. The exercise of sovereign power