Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. hoognodig:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor hoognodig (Nederlands) in het Engels

hoognodig:

hoognodig bijvoeglijk naamwoord

  1. hoognodig (broodnodig)
    necessary; highly necessary; essential; urgent; imperative; vital; necessarily; with haste; pressing

Vertaal Matrix voor hoognodig:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
essential elementaire zaak; noodzaak
imperative gebiedende wijs; imperatief; wezenlijkste
pressing persing
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
essential broodnodig; hoognodig benodigd; broodnodig; cruciaal; door de behoefte vereist; elementair; essentieel; fundamenteel; gewenst; gewild; hard nodig; nodig; noodzakelijk; onmisbaar; onontbeerlijk; vereist; verlangd; wenselijk; wezenlijk
imperative broodnodig; hoognodig door de behoefte vereist; dwingend; gebiedend; gelastend; imperatief; nodig; noodzakelijk; onafwendbaar; onafwijsbaar; onherroepelijk; onontkoombaar; onvermijdelijk; vereisend
necessary broodnodig; hoognodig benodigd; door de behoefte vereist; gewenst; gewild; nodig; noodzakelijk; verlangd; wenselijk
pressing broodnodig; hoognodig afdoend; door de behoefte vereist; dringend; klemmend; met spoed; nodig; noodzakelijk; overtuigend; spoedeisend; urgent
urgent broodnodig; hoognodig door de behoefte vereist; dringend; klemmend; met spoed; nodig; noodzakelijk; spoedeisend; urgent
vital broodnodig; hoognodig beslissend; cruciaal; door de behoefte vereist; doorslaggevend; elementair; essentieel; levenskrachtig; nodig; noodzakelijk; onmisbaar; onontbeerlijk; van levensbelang; vereist; vitaal; wezenlijk
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
necessarily broodnodig; hoognodig door de behoefte vereist; nodig; noodzakelijk
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
highly necessary broodnodig; hoognodig
with haste broodnodig; hoognodig

Verwante woorden van "hoognodig":

  • hoognodige

Wiktionary: hoognodig


Cross Translation:
FromToVia
hoognodig imperative; indispensable impératif — (grammaire, fr) au singulier mode qui exprime le commandement, la prière, l’exhortation, la défense, etc.