Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. huiskamer:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor huiskamer (Nederlands) in het Engels

huiskamer:

huiskamer [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de huiskamer (woonkamer; zitkamer)
    the living room; the sitting room; the living

Vertaal Matrix voor huiskamer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
living huiskamer; woonkamer; zitkamer verblijven
living room huiskamer; woonkamer; zitkamer
sitting room huiskamer; woonkamer; zitkamer
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
living gevestigd; in leven; levend; woonachtig; zetelend

Verwante woorden van "huiskamer":

  • huiskamers

Wiktionary: huiskamer

huiskamer
noun
  1. room in a private house