Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. inaugureren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor inaugureren (Nederlands) in het Engels

inaugureren:

inaugureren werkwoord (inaugureer, inaugureert, inaugureerde, inaugureerden, geïnaugureerd)

  1. inaugureren (plechtig bevestigen; inwijden; inhuldigen)
    to inaugurate; to initiate; to install; to instal
    • inaugurate werkwoord (inaugurates, inaugurated, inaugurating)
    • initiate werkwoord (initiates, initiated, initiating)
    • install werkwoord, Amerikaans (installs, installed, installing)
    • instal werkwoord, Brits

Conjugations for inaugureren:

o.t.t.
  1. inaugureer
  2. inaugureert
  3. inaugureert
  4. inaugureeren
  5. inaugureeren
  6. inaugureeren
o.v.t.
  1. inaugureerde
  2. inaugureerde
  3. inaugureerde
  4. inaugureerden
  5. inaugureerden
  6. inaugureerden
v.t.t.
  1. ben geïnaugureerd
  2. bent geïnaugureerd
  3. is geïnaugureerd
  4. zijn geïnaugureerd
  5. zijn geïnaugureerd
  6. zijn geïnaugureerd
v.v.t.
  1. was geïnaugureerd
  2. was geïnaugureerd
  3. was geïnaugureerd
  4. waren geïnaugureerd
  5. waren geïnaugureerd
  6. waren geïnaugureerd
o.t.t.t.
  1. zal inaugureren
  2. zult inaugureren
  3. zal inaugureren
  4. zullen inaugureren
  5. zullen inaugureren
  6. zullen inaugureren
o.v.t.t.
  1. zou inaugureren
  2. zou inaugureren
  3. zou inaugureren
  4. zouden inaugureren
  5. zouden inaugureren
  6. zouden inaugureren
diversen
  1. inaugureer!
  2. inaugureert!
  3. geïnaugureerd
  4. inaugurerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor inaugureren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
initiate adept; ingewijde; insider
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inaugurate inaugureren; inhuldigen; inwijden; plechtig bevestigen
initiate inaugureren; inhuldigen; inwijden; plechtig bevestigen aankaarten; aansnijden; aanvoeren; engageren; entameren; erbij betrekken; initiëren; inviteren; naar voren brengen; ontgroenen; op gang brengen; op tafel leggen; opperen; opwerpen; poneren; suggereren; te berde brengen; ter sprake brengen; uitnodigen
instal inaugureren; inhuldigen; inwijden; plechtig bevestigen aanbrengen; aanleggen; aanstellen; benoemen; inrichten; installeren; monteren en aansluiten; plaatsen
install inaugureren; inhuldigen; inwijden; plechtig bevestigen aanbrengen; aanleggen; aanstellen; benoemen; inrichten; installeren; monteren en aansluiten; plaatsen