Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. insecten:
  2. insect:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor insecten (Nederlands) in het Engels

insecten:

insecten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de insecten (gedierte)
    the insects; the beasts; the creatures; the animals
    • insects [the ~] zelfstandig naamwoord
    • beasts [the ~] zelfstandig naamwoord
    • creatures [the ~] zelfstandig naamwoord
    • animals [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor insecten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
animals gedierte; insecten beesten; dieren
beasts gedierte; insecten beesten; dieren
creatures gedierte; insecten
insects gedierte; insecten

Verwante woorden van "insecten":


insect:

insect [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de insect (beestje)
    the insect
    • insect [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor insect:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
insect beestje; insect insekt

Verwante woorden van "insect":


Wiktionary: insect

insect
noun
  1. geleedpotige met drie paar poten en geen, één of twee paar vleugels
insect
noun
  1. arthropod of class insecta
  2. a colloquial name for insect
  3. an insect of the order Hemiptera

Cross Translation:
FromToVia
insect insect; bug InsektZoologie, Entomologie: Mehrzelliges, gliederfüßiges Tier mit sechs Beinen (im erwachsenen Zustand)
insect insect; bug insecte — zoologie|nocat=1 Petit animal invertébré, arthropode constitué de trois parties (tête, thorax, abdomen) possédant de manière générale trois paires de pattes articulées et une paire d’antennes, et dont la forme adulte est parfois dotée d’ailes.