Nederlands

Uitgebreide vertaling voor klapje (Nederlands) in het Engels

klapje:

klapje [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het klapje
    the small slap

Vertaal Matrix voor klapje:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
small slap klapje

Verwante woorden van "klapje":


klap:

klap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de klap (harde slag)
    the slap; the bang; the blow
    • slap [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bang [the ~] zelfstandig naamwoord
    • blow [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de klap (opstopper; peut; stoot)
    the wallop
    – a severe blow 1
    • wallop [the ~] zelfstandig naamwoord
    the clout; the punch
    – (boxing) a blow with the fist 1
    • clout [the ~] zelfstandig naamwoord
      • I gave him a clout on his nose1
    • punch [the ~] zelfstandig naamwoord
      • He landed a hard punch to the gut.2
    the smack; the slap
    – a blow from a flat object (as an open hand) 1
    • smack [the ~] zelfstandig naamwoord
    • slap [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. de klap (geroddel; roddels; roddelpraat; )
    the gossip; the babble; the claptrap; the scandal-mongering; the slander; the prattle; the wishwash; the tittle-tattle; the blah; the vilification; the slipslop; the backbiting; the defamation; the talks; the clanging; the jaw; the tolling; the bunkum; the talkee-talkee; the scandal; the mudslinging; the talk
  4. de klap (toegebrachte klap; tik; lel; klop; mep)
    the knock; the slap; the smack; the blow
    • knock [the ~] zelfstandig naamwoord
    • slap [the ~] zelfstandig naamwoord
    • smack [the ~] zelfstandig naamwoord
    • blow [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. de klap (toegebrachte klap; jens; tik; )
    the smack; the slap; the blow
    • smack [the ~] zelfstandig naamwoord
    • slap [the ~] zelfstandig naamwoord
    • blow [the ~] zelfstandig naamwoord
  6. de klap (smak; dreun; knal; kwak)
    the crash; the boom; the smack; the bump; the blast; the bang; the thud; the thump
    • crash [the ~] zelfstandig naamwoord
    • boom [the ~] zelfstandig naamwoord
    • smack [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bump [the ~] zelfstandig naamwoord
    • blast [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bang [the ~] zelfstandig naamwoord
    • thud [the ~] zelfstandig naamwoord
    • thump [the ~] zelfstandig naamwoord
  7. de klap (oplawaai; opdonder; muilpeer; )
    the punch; the clout
    – (boxing) a blow with the fist 1
    • punch [the ~] zelfstandig naamwoord
      • He landed a hard punch to the gut.2
    • clout [the ~] zelfstandig naamwoord
      • I gave him a clout on his nose1
    the nudge
    – a slight push or shake 1
    • nudge [the ~] zelfstandig naamwoord
    the whopper
    • whopper [the ~] zelfstandig naamwoord
    the wallop
    – a severe blow 1
    • wallop [the ~] zelfstandig naamwoord
    the blow
    – a powerful stroke with the fist or a weapon 1
    • blow [the ~] zelfstandig naamwoord
      • a blow on the head1
    the jab
    – a quick short straight punch 1
    • jab [the ~] zelfstandig naamwoord
  8. de klap (gepraat; praatje; stof tot gepraat)
    the talking
    • talking [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor klap:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
babble achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels gebabbel; gekeuvel; geklets; gekwebbel; prietpraat
backbiting achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; zwartmaken
bang dreun; harde slag; klap; knal; kwak; smak bam; explosie; haardracht; knal; ontlading; ontploffing; plof; plotselinge uitbarsting; pony
blah achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels prietpraat
blast dreun; klap; knal; kwak; smak ontlading; plotselinge uitbarsting
blow dreun; harde slag; hengst; jens; klap; klop; knal; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; stoot; tik; toegebrachte klap bluts; deuk; duw; duwtje; fiasco; flop; handslag; instulping; misrekening; misslag; por; slag; sof; stoot; stootje; tegenvaller; teleurstelling; terugslag; zet
boom dreun; klap; knal; kwak; smak bam; bloei; explosie; hausse; hoogconjunctuur; knal; ontlading; ontploffing; plof; plotselinge uitbarsting; rijzing; toename; vooruitgang; vordering
bump dreun; klap; knal; kwak; smak bobbel; bons; duw; duwtje; hobbel; hobbeling; kwetsuur; letsel; oneffenheid; ongelijkheid; pof; por; stoot; stootje; zet
bunkum achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels prietpraat
clanging achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels gebeier; gelui; klokgelui
claptrap achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels gebabbel; gekeuvel; geklets; gekwebbel; prietpraat
clout hengst; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; opstopper; peut; stoot invloed; kleine spijker met platte kop; kopspijker; spijkertje
crash dreun; klap; knal; kwak; smak aanrijding; aanvaring; afname; barst; beurskrach; botsing; breuk; collisie; crash; daling; debacle; ineenstorting; ineenzakking; instorting; krach; krak; minder worden; scheur; terugloop; val; vastloper
defamation achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels aantasten; achterklap; eerroof; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; oneer; roddel; roddelpraat; schande; smaad; zwartmaken
gossip achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels achterklap; babbelaar; gebabbel; gekout; gepraat; geroddel; klep; kletser; kletskop; kletskous; kletsmajoor; kwaadsprekerij; kwebbel; laster; lastering; lasterpraatje; leuteraar; leuterkous; ouwehoer; praat; roddel; roddelaar; roddelaarster; roddelpraat; zwammer; zwamneus; zwartmaken; zwetser
jab hengst; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; stoot duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet
jaw achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels gebazel; geklets; geleuter; gelul; gewauwel; gezwam; gezwets; leuterpraat; prietpraat
knock klap; klop; lel; mep; tik; toegebrachte klap aankloppen
mudslinging achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; zwartmaken
nudge hengst; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; stoot buzzer; duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet
prattle achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels gebazel; geklets; geleuter; gelul; gewauwel; gezwam; gezwets; leuterpraat
punch hengst; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; opstopper; peut; stoot dreun; duw; duwtje; handtastelijkheden; harde klap; klappen; opdoffer; opdonder; opdonders; pons; por; ram; slag; stoot; stootje; uithaal; vuistslag; vuistslagen; zet
scandal achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; schandaal; zwartmaken
scandal-mongering achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; zwartmaken
slander achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels achterklap; belastering; gepraat; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; smaad; vuilspuiterij; zwartmaken
slap dreun; harde slag; jens; klap; klop; knal; lel; mep; opstopper; peut; stoot; tik; toegebrachte klap handslag; pets
slipslop achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels prietpraat
smack dreun; jens; klap; klop; knal; kwak; lel; mep; opstopper; peut; smak; stoot; tik; toegebrachte klap handslag; klapzoen; pakkerd
talk achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels gebabbel; gekout; gepraat; gesprek; mondeling onderhoud; onderhoud; praat; samenspraak
talkee-talkee achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels prietpraat
talking gepraat; klap; praatje; stof tot gepraat conversatie; gesprek
talks achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels beraadslaging; conferentie; overleg; samenkomst
thud dreun; klap; knal; kwak; smak bons; pof
thump dreun; klap; knal; kwak; smak bons; pof
tittle-tattle achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; prietpraat; roddel; roddelpraat; zwartmaken
tolling achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels gebeier; gelui; klokgelui
vilification achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; verguizing; zwartmaken
wallop hengst; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; opstopper; peut; stoot
whopper hengst; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; stoot bonk; bonkend geluid; gevaarte; groot exemplaar; joekel; kanjer; knaap; knoert; kokker; kokkerd; loei
wishwash achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels prietpraat
- slag
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
babble brabbelen; kletspraat verkopen; krompraten; kwijlen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen
bang bonken; een klap geven; hameren; hard slaan; hengsten; kloppen met een hamer; knallen; meppen; rammen; slaan; timmeren
blast bekritiseren
blow 'm piepen; 'm smeren; aanblazen; aanwakkeren; afzuigen; blazen; doen opvlammen; fellatio doen; fladderen; fluiten; hard waaien; hijgen; iets vergallen; pijpen; puffen; stuiven; verknoeien; waaien; wapperen; zuigen
boom blaffen; bloeien; brullen; bulderen; daveren; knallen; schreeuwen; tot hoogconjunctuur komen
crash aanrijden; botsen; crashen; ineenstorten; instorten; ontbinden; op elkaar knallen; op elkaar stoten; rotten; stoten op; vastlopen; vergaan; verongelukken; verrotten; verteren; wegrotten
gossip belasteren; kwaadspreken; lasteren; roddelen
jab een por geven; porren; stoten
jaw kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen
knock aankloppen; aantikken; kloppen; tikken
nudge aanstoten; toesteken; toestoten; verschuiven
prattle kletspraat verkopen; kwijlen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen
punch doorponsen; een opdonder verkopen; hengsten; ponsen; rammen; stansen; stompen
slander belasteren; kwaadspreken; lasteren; smaden; zwart kleuren; zwartmaken
slap hard slaan; hengsten; meppen; slaan; timmeren
smack een klap geven; hard slaan; hengsten; meppen; slaan; smakken; smakkend eten; timmeren
talk babbelen; bezet zijn; communiceren; converseren; een conversatie hebben; in contact staan; in gesprek zijn; kakelen; klappen; kletsen; kouten; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden; wauwelen; zwammen
thump bonken; hameren; hengsten; rammen; slaan; stompen
wallop knuppelen; ranselen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bang boem
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
blast laten exploderen; opblazen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
backbiting kwaadsprekend; lasterlijk; smadend
blast bliksems; verdraaid; verduiveld

Verwante woorden van "klap":


Synoniemen voor "klap":


Verwante definities voor "klap":

  1. keer dat iemand geslagen wordt3
    • hij gaf een klap in mijn gezicht3
  2. geluid van iets hards dat valt of botst3
    • met een harde klap reed de auto tegen de muur3
  3. groot verdriet3
    • dat de zaak failliet ging was een hele klap voor hem3

Wiktionary: klap

klap
noun
  1. plotselinge, luidruchtige slag
  2. bestraffing
klap
noun
  1. impact
  2. informal: blow with the hand
  3. powerful blow
  4. An explosion
  5. A strike upon an object causing such a noise
  6. A sudden percussive noise
  7. a sharp blow with something hard
  8. sound of a violent impact
  9. a slapping sound, as produced by spanking
  10. blow

Cross Translation:
FromToVia
klap battle; blow; hit; strike; whack; stroke; scuffle; struggle; action; fight; clash; combat; fray bataille — guerre|fr combat général entre deux armées.
klap hit; strike; knock; blow; smack; stroke; whack; move; turn coupimpression que fait un corps sur un autre en le frappant.