Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. maal:
  2. malen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor maal (Nederlands) in het Engels

maal:

maal [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de maal (keer)
    – elk moment waarop het gebeurt 1
    the time
    – an instance or single occasion for some event 2
    • time [the ~] zelfstandig naamwoord
      • this time he succeeded2
      • he called four times2

maal [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het maal (maaltijd; eten; diner)
    – keer per dag dat je voedsel eet 1
    the meal; the course; the dish
    • meal [the ~] zelfstandig naamwoord
    • course [the ~] zelfstandig naamwoord
    • dish [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor maal:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
course diner; eten; maal; maaltijd baan; beloop; cursus; cursusprogramma; gerecht; handelwijze; koers; kursus; leergang; leerprogramma; les; lesprogramma; lesuur; manier; methode; onderricht; onderrichting; onderwijs; onderwijsprogramma; parcours; procedure; richting; route; schotel; studie; trant; wijs; wijze
dish diner; eten; maal; maaltijd gerecht; ovenschaal; schaal; schaaltje; schotel; schoteltje
meal diner; eten; maal; maaltijd avondeten; avondmaal; avondmaaltijd; bloem; diner; gemalen graan; griesmeel; meel
time keer; maal periode; termijn; tijd; tijdruimte; tijdsbestek; tijdsduur
- keer; maaltijd
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
course voortvloeien uit
time de tijd opnemen; klokken; timen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
course verloop

Verwante woorden van "maal":

  • malen, maaltje, maaltjes

Synoniemen voor "maal":


Verwante definities voor "maal":

  1. elk moment waarop het gebeurt1
    • ik zat voor de eerste maal in een sportwagen1
  2. keer per dag dat je voedsel eet1
    • ze bereidde een heerlijk maal voor ons1

Wiktionary: maal

maal
noun
  1. telkens terugkerend tijdstip waarop iets gebeurt
  2. de handeling van eten zoals die dagelijks op geregelde tijden plaatsvindt
maal
en-prep
  1. multiplied by

Cross Translation:
FromToVia
maal time; occasion fois — Reprise
maal meal repas — Nourriture (sens général)

malen:

malen werkwoord (maal, maalt, maalde, maalden, gemalen)

  1. malen (fijnmalen; vermalen)
    to grind
    • grind werkwoord (grinds, ground, grinding)

Conjugations for malen:

o.t.t.
  1. maal
  2. maalt
  3. maalt
  4. malen
  5. malen
  6. malen
o.v.t.
  1. maalde
  2. maalde
  3. maalde
  4. maalden
  5. maalden
  6. maalden
v.t.t.
  1. heb gemalen
  2. hebt gemalen
  3. heeft gemalen
  4. hebben gemalen
  5. hebben gemalen
  6. hebben gemalen
v.v.t.
  1. had gemalen
  2. had gemalen
  3. had gemalen
  4. hadden gemalen
  5. hadden gemalen
  6. hadden gemalen
o.t.t.t.
  1. zal malen
  2. zult malen
  3. zal malen
  4. zullen malen
  5. zullen malen
  6. zullen malen
o.v.t.t.
  1. zou malen
  2. zou malen
  3. zou malen
  4. zouden malen
  5. zouden malen
  6. zouden malen
diversen
  1. maal!
  2. maalt!
  3. gemalen
  4. malend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor malen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
grind fijnmalen; malen; vermalen aanzetten; afslijpen; erafslijpen; scherpen; slijpen; wetten

Verwante woorden van "malen":


Wiktionary: malen

malen
verb
  1. tussen twee harde voorwerpen fijnwrijven
malen
verb
  1. grind or process using a mill or other machine
  2. to make smaller by breaking with a device
  3. shred
  4. to reduce to fine particles

Cross Translation:
FromToVia
malen be delirious; rave délirer — Avoir le délire, être en délire.
malen grind; mill; pulverize; crush moudre — Mettre en poudre au moyen du moulin.