Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. meet:
  2. meten:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor meet (Nederlands) in het Engels

meet:

meet [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de meet (finishlijn; eindpunt; finish; einde; eindstreep)
    the finish; the finishing point; the finishing line

Vertaal Matrix voor meet:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
finish einde; eindpunt; eindstreep; finish; finishlijn; meet afkrijgen; afwerking; end; fineer; uitpraten; uitpraten tot het eind; uitspreken
finishing line einde; eindpunt; eindstreep; finish; finishlijn; meet
finishing point einde; eindpunt; eindstreep; finish; finishlijn; meet
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
finish aankomen; afdoen; afkrijgen; aflopen; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beslissen; besluiten; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; fiksen; finishen; garneren; in orde maken; klaarkrijgen; klaarmaken; klaarspelen; klaren; ledigen; leegdrinken; leegeten; leeghalen; leegmaken; naar einde toewerken; opdrinken; opeten; opgebruiken; ophouden; opkrijgen; opmaken; opruimen; opsmukken; perfectioneren; regelen; reinigen; schoonmaken; schotels garneren; stoppen; ten einde lopen; uitdrinken; uithalen; uitkrijgen; uitmesten; uitpraten; uitruimen; uitspelen; uitspreken; versieren; vervolledigen; vervolmaken; volbrengen; volledig maken; volmaken; voltooien; voor elkaar krijgen

Verwante woorden van "meet":


Wiktionary: meet

meet
noun
  1. een grensstreep, een eindstreep
meet
noun
  1. end

Cross Translation:
FromToVia
meet aim; destination; objective; goal; finish; object; purpose ZielAusrichtung oder Endpunkt einer Bestrebung

meten:

meten werkwoord (meet, mat, maten, gemeten)

  1. meten (diepte bepalen; peilen; opmeten)
    to measure; to gauge
    • measure werkwoord (measures, measured, measuring)
    • gauge werkwoord (gauges, gauged, gauging)

Conjugations for meten:

o.t.t.
  1. meet
  2. meet
  3. meet
  4. meten
  5. meten
  6. meten
o.v.t.
  1. mat
  2. mat
  3. mat
  4. maten
  5. maten
  6. maten
v.t.t.
  1. heb gemeten
  2. hebt gemeten
  3. heeft gemeten
  4. hebben gemeten
  5. hebben gemeten
  6. hebben gemeten
v.v.t.
  1. had gemeten
  2. had gemeten
  3. had gemeten
  4. hadden gemeten
  5. hadden gemeten
  6. hadden gemeten
o.t.t.t.
  1. zal meten
  2. zult meten
  3. zal meten
  4. zullen meten
  5. zullen meten
  6. zullen meten
o.v.t.t.
  1. zou meten
  2. zou meten
  3. zou meten
  4. zouden meten
  5. zouden meten
  6. zouden meten
diversen
  1. meet!
  2. meet!
  3. gemeten
  4. metend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor meten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gauge duimstok; graadmeter; ijk; ijkmerk; indicator; maatstaf; maatstok
measure afmeting; beslissing; dimensie; formaat; gematigdheid; grootte; ingetogenheid; maat; maatbeker; maateenheid; maatregel; maatstaf; mate; matigheid; norm; omvang; raadsbesluit; schikking; standaard; stemmigheid; voorziening
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gauge diepte bepalen; meten; opmeten; peilen diepte loden; kalibreren
measure diepte bepalen; meten; opmeten; peilen

Verwante woorden van "meten":


Verwante definities voor "meten":

  1. bepalen hoe groot of lang of breed iets is1
    • we meten de lengte van de gordijnen1

Wiktionary: meten

meten
verb
  1. de waarde van een bepaalde grootheid bepalen door deze te vergelijken met een ijkwaarde
meten
verb
  1. estimate the unit size
  2. ascertain the quantity of a unit
  3. measure
  4. record date and time of
noun
  1. act of measuring

Cross Translation:
FromToVia
meten measure messentransitiv: eine Größe mit Hilfe eines Maßes bestimmen
meten measure mesurer — Chercher à connaître, ou déterminer une quantité par le moyen d’une mesure.