Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. neerschieten:
  2. Wiktionary:
    • neerschieten → gun


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor neerschieten (Nederlands) in het Engels

neerschieten:

neerschieten werkwoord (schiet neer, schoot neer, schoten neer, neergeschoten)

  1. neerschieten (schieten op)
    to shoot; fire at
    • shoot werkwoord (shoots, shot, shooting)
    • fire at werkwoord
  2. neerschieten (overhoopschieten)
    to shoot down
    • shoot down werkwoord (shoots down, shot down, shooting down)

Conjugations for neerschieten:

o.t.t.
  1. schiet neer
  2. schiet neer
  3. schiet neer
  4. schieten neer
  5. schieten neer
  6. schieten neer
o.v.t.
  1. schoot neer
  2. schoot neer
  3. schoot neer
  4. schoten neer
  5. schoten neer
  6. schoten neer
v.t.t.
  1. heb neergeschoten
  2. hebt neergeschoten
  3. heeft neergeschoten
  4. hebben neergeschoten
  5. hebben neergeschoten
  6. hebben neergeschoten
v.v.t.
  1. had neergeschoten
  2. had neergeschoten
  3. had neergeschoten
  4. hadden neergeschoten
  5. hadden neergeschoten
  6. hadden neergeschoten
o.t.t.t.
  1. zal neerschieten
  2. zult neerschieten
  3. zal neerschieten
  4. zullen neerschieten
  5. zullen neerschieten
  6. zullen neerschieten
o.v.t.t.
  1. zou neerschieten
  2. zou neerschieten
  3. zou neerschieten
  4. zouden neerschieten
  5. zouden neerschieten
  6. zouden neerschieten
en verder
  1. ben neergeschoten
  2. bent neergeschoten
  3. is neergeschoten
  4. zijn neergeschoten
  5. zijn neergeschoten
  6. zijn neergeschoten
diversen
  1. schiet neer!
  2. schiet neer!
  3. neergeschoten
  4. neerschietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

neerschieten [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. neerschieten (doodschieten; neerleggen)
    the shooting down; the putting down; the shooting to death

Vertaal Matrix voor neerschieten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
putting down doodschieten; neerleggen; neerschieten neerzetten
shoot afknallen; jaagpartij; jacht; jachtpartij; jonge plant; loot; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek; stekje; takje; twijg; wildjacht
shooting down doodschieten; neerleggen; neerschieten
shooting to death doodschieten; neerleggen; neerschieten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fire at neerschieten; schieten op
shoot neerschieten; schieten op afschieten; afvuren; filmen; schieten; schoten lossen; verfilmen; vuren
shoot down neerschieten; overhoopschieten afknallen; afschieten; doodschieten; fusilleren; naar beneden schieten

Wiktionary: neerschieten

neerschieten
verb
  1. shoot someone or something