Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. omhakken:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor omhakken (Nederlands) in het Engels

omhakken:

omhakken werkwoord (hak om, hakt om, hakte om, hakten om, omgehakt)

  1. omhakken (bomen kappen; kappen; hakken; vellen; houwen)
    to cut down; chop down; to fell
    • cut down werkwoord (cuts down, cut down, cutting down)
    • chop down werkwoord
    • fell werkwoord (fells, felled, felling)

Conjugations for omhakken:

o.t.t.
  1. hak om
  2. hakt om
  3. hakt om
  4. hakken om
  5. hakken om
  6. hakken om
o.v.t.
  1. hakte om
  2. hakte om
  3. hakte om
  4. hakten om
  5. hakten om
  6. hakten om
v.t.t.
  1. heb omgehakt
  2. hebt omgehakt
  3. heeft omgehakt
  4. hebben omgehakt
  5. hebben omgehakt
  6. hebben omgehakt
v.v.t.
  1. had omgehakt
  2. had omgehakt
  3. had omgehakt
  4. hadden omgehakt
  5. hadden omgehakt
  6. hadden omgehakt
o.t.t.t.
  1. zal omhakken
  2. zult omhakken
  3. zal omhakken
  4. zullen omhakken
  5. zullen omhakken
  6. zullen omhakken
o.v.t.t.
  1. zou omhakken
  2. zou omhakken
  3. zou omhakken
  4. zouden omhakken
  5. zouden omhakken
  6. zouden omhakken
en verder
  1. is omgehakt
  2. zijn omgehakt
diversen
  1. hak om!
  2. hakt om!
  3. omgehakt
  4. omhakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

omhakken [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. omhakken (kappen; vellen)
    the chop down

Vertaal Matrix voor omhakken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chop down kappen; omhakken; vellen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chop down bomen kappen; hakken; houwen; kappen; omhakken; vellen
cut down bomen kappen; hakken; houwen; kappen; omhakken; vellen bekorten; besparen; bezuinigen; korten; lossnijden; matigen; omhouwen
fell bomen kappen; hakken; houwen; kappen; omhakken; vellen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cut down beknopt; bekort

Wiktionary: omhakken


Cross Translation:
FromToVia
omhakken cut; slice; trim; carve; chisel; whittle; chop; hack; hew; facet; cut off; grave taillercouper, retrancher d’une matière, en ôter avec le marteau, le ciseau, ou tout autre instrument, ce qu’il y a de superflu, pour lui donner une certaine forme, pour la rendre propre à tel ou tel usage.