Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. ontspinnen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ontspinnen (Nederlands) in het Engels

ontspinnen:

ontspinnen werkwoord (ontspin, ontspint, ontspon, ontsponnen, ontsponnen)

  1. ontspinnen
    to occur; to arise
    • occur werkwoord (occurs, occured, occuring)
    • arise werkwoord (arises, arised, arising)

Conjugations for ontspinnen:

o.t.t.
  1. ontspin
  2. ontspint
  3. ontspint
  4. ontspinnen
  5. ontspinnen
  6. ontspinnen
o.v.t.
  1. ontspon
  2. ontspon
  3. ontspon
  4. ontsponnen
  5. ontsponnen
  6. ontsponnen
v.t.t.
  1. ben ontsponnen
  2. bent ontsponnen
  3. is ontsponnen
  4. zijn ontsponnen
  5. zijn ontsponnen
  6. zijn ontsponnen
v.v.t.
  1. was ontsponnen
  2. was ontsponnen
  3. was ontsponnen
  4. waren ontsponnen
  5. waren ontsponnen
  6. waren ontsponnen
o.t.t.t.
  1. zal ontspinnen
  2. zult ontspinnen
  3. zal ontspinnen
  4. zullen ontspinnen
  5. zullen ontspinnen
  6. zullen ontspinnen
o.v.t.t.
  1. zou ontspinnen
  2. zou ontspinnen
  3. zou ontspinnen
  4. zouden ontspinnen
  5. zouden ontspinnen
  6. zouden ontspinnen
en verder
  1. heeft zich ontsponnen
  2. hebben zich ontsponnen
diversen
  1. ontspin!
  2. ontspint!
  3. ontsponnen
  4. ontspinnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ontspinnen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arise ontspinnen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gaan staan; gebeuren; gedijen; geschieden; groeien; groter worden; omhooggaan; omhoogrijzen; opdagen; opduiken; opkomen; oprijzen; opstaan; opzetten; plaats hebben; plaats vinden; rijzen; stijgen; toenemen; vermeerderen; verschijnen
occur ontspinnen gebeuren; geschieden; opdagen; opduiken; opkomen; passeren; plaats hebben; plaats vinden; plaatsvinden; verschijnen; voordoen; voorkomen; voorvallen; zich voordoen