Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. opbloeiend:
  2. opbloeien:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor opbloeiend (Nederlands) in het Engels

opbloeiend:

opbloeiend bijvoeglijk naamwoord

  1. opbloeiend (toenemend in bloei)
    flourishing; budding

Vertaal Matrix voor opbloeiend:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
budding opbloeiend; toenemend in bloei ontluikend
flourishing opbloeiend; toenemend in bloei blakend; bloeiend; fleurig; florerend; florissant; gezond; welgesteld; welvarend; zonder ziekte

opbloeiend vorm van opbloeien:

opbloeien werkwoord (bloei op, bloeit op, bloeide op, bloeiden op, opgebloeid)

  1. opbloeien (tot volle wasdom komen; tot bloei komen; ontplooien; opfleuren)
    to flourish; to prosper; to bloom
    • flourish werkwoord (flourishes, flourished, flourishing)
    • prosper werkwoord (prospers, prospered, prospering)
    • bloom werkwoord (blooms, bloomed, blooming)
  2. opbloeien (zich ontsluiten; ontluiken)
    to expose; open oneself up

Conjugations for opbloeien:

o.t.t.
  1. bloei op
  2. bloeit op
  3. bloeit op
  4. bloeien op
  5. bloeien op
  6. bloeien op
o.v.t.
  1. bloeide op
  2. bloeide op
  3. bloeide op
  4. bloeiden op
  5. bloeiden op
  6. bloeiden op
v.t.t.
  1. ben opgebloeid
  2. bent opgebloeid
  3. is opgebloeid
  4. zijn opgebloeid
  5. zijn opgebloeid
  6. zijn opgebloeid
v.v.t.
  1. was opgebloeid
  2. was opgebloeid
  3. was opgebloeid
  4. waren opgebloeid
  5. waren opgebloeid
  6. waren opgebloeid
o.t.t.t.
  1. zal opbloeien
  2. zult opbloeien
  3. zal opbloeien
  4. zullen opbloeien
  5. zullen opbloeien
  6. zullen opbloeien
o.v.t.t.
  1. zou opbloeien
  2. zou opbloeien
  3. zou opbloeien
  4. zouden opbloeien
  5. zouden opbloeien
  6. zouden opbloeien
diversen
  1. bloei op!
  2. bloeit op!
  3. opgebloeid
  4. opbloeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor opbloeien:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bloom ontplooien; opbloeien; opfleuren; tot bloei komen; tot volle wasdom komen bloeien; floreren; goed lopen; ontgroeien; tot hoogconjunctuur komen
expose ontluiken; opbloeien; zich ontsluiten aanschouwelijk maken; beschikbaar maken; bloot stellen aan; blootleggen; demonstreren; graven; onthullen; ontmaskeren; opdelven; opgraven; scheppen; veraanschouwelijken
flourish ontplooien; opbloeien; opfleuren; tot bloei komen; tot volle wasdom komen bloeien; floreren; goed lopen; kroelen; kroezen; tot hoogconjunctuur komen
open oneself up ontluiken; opbloeien; zich ontsluiten
prosper ontplooien; opbloeien; opfleuren; tot bloei komen; tot volle wasdom komen bloeien; floreren; gedijen; goed lopen; tieren; tot hoogconjunctuur komen; wassen

Wiktionary: opbloeien

opbloeien
verb
  1. to prosper or fare well
  2. to grow or expand

Cross Translation:
FromToVia
opbloeien open up; light up épanouir — transitif|fr ouvrir, faire ouvrir une fleur.