Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. opbruisen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor opbruisen (Nederlands) in het Engels

opbruisen:

opbruisen werkwoord (bruis op, bruist op, bruiste op, bruisten op, opgebruist)

  1. opbruisen (mousseren; sprankelen; tintelen)
    to effervesce; to sparkle; to fizz; to bubble
    • effervesce werkwoord (effervesces, effervesced, effervescing)
    • sparkle werkwoord (sparkles, sparkled, sparkling)
    • fizz werkwoord (fizzes, fizzed, fizzing)
    • bubble werkwoord (bubbles, bubbled, bubbling)

Conjugations for opbruisen:

o.t.t.
  1. bruis op
  2. bruist op
  3. bruist op
  4. bruisen op
  5. bruisen op
  6. bruisen op
o.v.t.
  1. bruiste op
  2. bruiste op
  3. bruiste op
  4. bruisten op
  5. bruisten op
  6. bruisten op
v.t.t.
  1. ben opgebruist
  2. bent opgebruist
  3. is opgebruist
  4. zijn opgebruist
  5. zijn opgebruist
  6. zijn opgebruist
v.v.t.
  1. was opgebruist
  2. was opgebruist
  3. was opgebruist
  4. waren opgebruist
  5. waren opgebruist
  6. waren opgebruist
o.t.t.t.
  1. zal opbruisen
  2. zult opbruisen
  3. zal opbruisen
  4. zullen opbruisen
  5. zullen opbruisen
  6. zullen opbruisen
o.v.t.t.
  1. zou opbruisen
  2. zou opbruisen
  3. zou opbruisen
  4. zouden opbruisen
  5. zouden opbruisen
  6. zouden opbruisen
diversen
  1. bruis op!
  2. bruist op!
  3. opgebruist
  4. opbruisend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor opbruisen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sparkle flakker; flakkering; flikkering; flonkering; fonkelen; fonkeling; geflikker; gefonkel; glinstering; glitter; restjes; schijn; schittering; sprankelen; sprankjes; vonk
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bubble mousseren; opbruisen; sprankelen; tintelen borrelen; kralen; parelen; wellen
effervesce mousseren; opbruisen; sprankelen; tintelen
fizz mousseren; opbruisen; sprankelen; tintelen
sparkle mousseren; opbruisen; sprankelen; tintelen flikkeren; flonkeren; fonkelen; glanzen; glimmen; glinsteren; kralen; parelen; schijnen; schitteren; sprankelen; stralen; twinkelen; vonken; vonken schieten