Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. opspatten:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor opspatten (Nederlands) in het Engels

opspatten:

opspatten werkwoord (spat op, spatte op, spatten op, opgespat)

  1. opspatten
    to splash
    • splash werkwoord (splashs, splashed, splashing)

Conjugations for opspatten:

o.t.t.
  1. spat op
  2. spat op
  3. spat op
  4. spatten op
  5. spatten op
  6. spatten op
o.v.t.
  1. spatte op
  2. spatte op
  3. spatte op
  4. spatten op
  5. spatten op
  6. spatten op
v.t.t.
  1. ben opgespat
  2. bent opgespat
  3. is opgespat
  4. zijn opgespat
  5. zijn opgespat
  6. zijn opgespat
v.v.t.
  1. was opgespat
  2. was opgespat
  3. was opgespat
  4. waren opgespat
  5. waren opgespat
  6. waren opgespat
o.t.t.t.
  1. zal opspatten
  2. zult opspatten
  3. zal opspatten
  4. zullen opspatten
  5. zullen opspatten
  6. zullen opspatten
o.v.t.t.
  1. zou opspatten
  2. zou opspatten
  3. zou opspatten
  4. zouden opspatten
  5. zouden opspatten
  6. zouden opspatten
diversen
  1. spat op!
  2. spatt op!
  3. opgespat
  4. opspattend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor opspatten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
splash plens; plons; scheutje; spat; spatter
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
splash opspatten klateren; klotsen; plonzen; spatten; spetteren