Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. overdonderend:
  2. overdonderen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor overdonderend (Nederlands) in het Engels

overdonderend:

overdonderend bijvoeglijk naamwoord

  1. overdonderend (overweldigend; imposant)
    overwhelming; confounding; dumbfounded

Vertaal Matrix voor overdonderend:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
overwhelming overdonderen; overstelpen; overweldigen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
confounding imposant; overdonderend; overweldigend
dumbfounded imposant; overdonderend; overweldigend beduusd; beteuterd; getroffen; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overbluft; overdonderd; overrompeld; paf; perplex; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd
overwhelming imposant; overdonderend; overweldigend imposant; indrukwekkend; ontzaggelijk; ontzagwekkend

overdonderend vorm van overdonderen:

overdonderen werkwoord (overdonder, overdondert, overdonderde, overdonderden, overdonderd)

  1. overdonderen (overbluffen)
    to daze; stupify; to overcome
    • daze werkwoord (dazes, dazed, dazing)
    • stupify werkwoord
    • overcome werkwoord (overcomes, overcame, overcoming)
  2. overdonderen (verbluffen)
    to stagger; to dumbfound
    • stagger werkwoord (staggers, staggered, staggering)
    • dumbfound werkwoord (dumbfounds, dumbfounded, dumbfounding)

Conjugations for overdonderen:

o.t.t.
  1. overdonder
  2. overdondert
  3. overdondert
  4. overdonderen
  5. overdonderen
  6. overdonderen
o.v.t.
  1. overdonderde
  2. overdonderde
  3. overdonderde
  4. overdonderden
  5. overdonderden
  6. overdonderden
v.t.t.
  1. heb overdonderd
  2. hebt overdonderd
  3. heeft overdonderd
  4. hebben overdonderd
  5. hebben overdonderd
  6. hebben overdonderd
v.v.t.
  1. had overdonderd
  2. had overdonderd
  3. had overdonderd
  4. hadden overdonderd
  5. hadden overdonderd
  6. hadden overdonderd
o.t.t.t.
  1. zal overdonderen
  2. zult overdonderen
  3. zal overdonderen
  4. zullen overdonderen
  5. zullen overdonderen
  6. zullen overdonderen
o.v.t.t.
  1. zou overdonderen
  2. zou overdonderen
  3. zou overdonderen
  4. zouden overdonderen
  5. zouden overdonderen
  6. zouden overdonderen
en verder
  1. ben overdonderd
  2. bent overdonderd
  3. is overdonderd
  4. zijn overdonderd
  5. zijn overdonderd
  6. zijn overdonderd
diversen
  1. overdonder!
  2. overdondert!
  3. overdonderd
  4. overdonderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

overdonderen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. overdonderen
    the overwhelming

Vertaal Matrix voor overdonderen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
overwhelming overdonderen overstelpen; overweldigen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
daze overbluffen; overdonderen verblinden
dumbfound overdonderen; verbluffen
overcome overbluffen; overdonderen onderkrijgen; overmannen; overmeesteren; overweldigen; overwinnen; te boven komen; verslaan; winnen; zich meester maken van
stagger overdonderen; verbluffen waggelen; wankelen
stupify overbluffen; overdonderen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
overwhelming imposant; indrukwekkend; ontzaggelijk; ontzagwekkend; overdonderend; overweldigend
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
overcome bevangen

Wiktionary: overdonderen

overdonderen
verb
  1. verbluffen
overdonderen
verb
  1. to confuse or mystify; overwhelm
  2. to talk with a loud, threatening voice