Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. overhaast:
  2. overhaasten:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor overhaast (Nederlands) in het Engels

overhaast:

overhaast bijvoeglijk naamwoord

  1. overhaast (voorbarig; overijld)
    premature; rash; hasty

Vertaal Matrix voor overhaast:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rash baardschurft; eczeem; jeukziekte
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hasty overhaast; overijld; voorbarig gehaast; gejaagd; gestressed; haastig; in alle haast; jachtig
premature overhaast; overijld; voorbarig onbezonnen; ontijdig; prematuur; te vroeg; voorbarig; voortijdig
rash overhaast; overijld; voorbarig achteloos; doldriest; gedachteloos; klakkeloos; lichthoofdig; lichtzinnig; onberaden; onbesuisd; onbezonnen; ondoordacht; onnadenkend; onoverdacht; onwillekeurig; overmoedig; roekeloos; vermetel; waaghalzig; werktuiglijk; zomaar; zonder bedenken of overwegen; zonder erbij na te denken

Verwante woorden van "overhaast":

  • overhaaste

Wiktionary: overhaast

overhaast
adverb
  1. abruptly

overhaasten:

overhaasten werkwoord (overhaast, overhaastte, overhaastten, overhaast)

  1. overhaasten (zich spoeden; haasten; jagen; )
    to hurry; to rouse; to make haste
    • hurry werkwoord (hurries, hurried, hurrying)
    • rouse werkwoord (rouses, roused, rousing)
    • make haste werkwoord (makes haste, made haste, making haste)

Conjugations for overhaasten:

o.t.t.
  1. overhaast
  2. overhaast
  3. overhaast
  4. overhaasten
  5. overhaasten
  6. overhaasten
o.v.t.
  1. overhaastte
  2. overhaastte
  3. overhaastte
  4. overhaastten
  5. overhaastten
  6. overhaastten
v.t.t.
  1. ben overhaast
  2. bent overhaast
  3. is overhaast
  4. zijn overhaast
  5. zijn overhaast
  6. zijn overhaast
v.v.t.
  1. was overhaast
  2. was overhaast
  3. was overhaast
  4. waren overhaast
  5. waren overhaast
  6. waren overhaast
o.t.t.t.
  1. zal overhaasten
  2. zult overhaasten
  3. zal overhaasten
  4. zullen overhaasten
  5. zullen overhaasten
  6. zullen overhaasten
o.v.t.t.
  1. zou overhaasten
  2. zou overhaasten
  3. zou overhaasten
  4. zouden overhaasten
  5. zouden overhaasten
  6. zouden overhaasten
diversen
  1. overhaast!
  2. overhaast!
  3. overhaast
  4. overhaastend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor overhaasten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hurry gauwigheid; gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; overhaasting; overijling; spoed; vlugheid
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hurry aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opjagen; opschieten; reppen; snellen; spoeden; tempo maken; tempomaken; vliegen; zich haasten; zich spoeden
make haste aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden
rouse aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden activeren; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen