Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. overrompeld:
  2. overrompelen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor overrompeld (Nederlands) in het Engels

overrompeld:

overrompeld bijvoeglijk naamwoord

  1. overrompeld (overdonderd)
    flabbergasted
    – as if struck dumb with astonishment and surprise 1
    • flabbergasted bijvoeglijk naamwoord
      • the flabbergasted aldermen were speechless1
    stunned; dumbfounded; taken by surprise; baffled

Vertaal Matrix voor overrompeld:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dumbfounded overdonderd; overrompeld beduusd; beteuterd; getroffen; imposant; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overbluft; overdonderd; overdonderend; overweldigend; paf; perplex; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd
flabbergasted overdonderd; overrompeld beduusd; getroffen; met de mond vol tanden; met open mond; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overbluft; overdonderd; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verbouwereerd; verstomd; verwonderd; zwijgend
stunned overdonderd; overrompeld beduusd; getroffen; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overbluft; overdonderd; paf; perplex; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd; verdoofd
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
baffled overdonderd; overrompeld getroffen; onthutst; ontsteld; overbluft; overdonderd; paf; perplex
taken by surprise overdonderd; overrompeld

overrompelen:

overrompelen werkwoord (overrompel, overrompelt, overrompelde, overrompelden, overrompeld)

  1. overrompelen (overvallen)
    take off guard; to rob; to surprise; to hold up
    • take off guard werkwoord
    • rob werkwoord (robs, robbed, robbing)
    • surprise werkwoord (surprises, surprised, surprising)
    • hold up werkwoord (holds up, held up, holding up)

Conjugations for overrompelen:

o.t.t.
  1. overrompel
  2. overrompelt
  3. overrompelt
  4. overrompelen
  5. overrompelen
  6. overrompelen
o.v.t.
  1. overrompelde
  2. overrompelde
  3. overrompelde
  4. overrompelden
  5. overrompelden
  6. overrompelden
v.t.t.
  1. heb overrompeld
  2. hebt overrompeld
  3. heeft overrompeld
  4. hebben overrompeld
  5. hebben overrompeld
  6. hebben overrompeld
v.v.t.
  1. had overrompeld
  2. had overrompeld
  3. had overrompeld
  4. hadden overrompeld
  5. hadden overrompeld
  6. hadden overrompeld
o.t.t.t.
  1. zal overrompelen
  2. zult overrompelen
  3. zal overrompelen
  4. zullen overrompelen
  5. zullen overrompelen
  6. zullen overrompelen
o.v.t.t.
  1. zou overrompelen
  2. zou overrompelen
  3. zou overrompelen
  4. zouden overrompelen
  5. zouden overrompelen
  6. zouden overrompelen
en verder
  1. ben overrompeld
  2. bent overrompeld
  3. is overrompeld
  4. zijn overrompeld
  5. zijn overrompeld
  6. zijn overrompeld
diversen
  1. overrompel!
  2. overrompelt!
  3. overrompeld
  4. overrompelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor overrompelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hold up overval
surprise bevreemding; overrompeling; surprise; verrassing; verwondering
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hold up overrompelen; overvallen afblazen; afgelasten; afzeggen; hooghouden; in de hoogte houden; omhooghouden; ophouden
rob overrompelen; overvallen achteroverdrukken; afnemen; benemen; beroven; bestelen; binnen breken; een inbraak doen; gappen; inbreken; inpikken; jatten; kapen; ladelichten; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
surprise overrompelen; overvallen bevreemden; iets onverwachts doen; verbazen; verbijsteren; verrassen; verwonderen
take off guard overrompelen; overvallen

Wiktionary: overrompelen

overrompelen
verb
  1. to infest, swarm over

Cross Translation:
FromToVia
overrompelen trample on; tread; trample; tread on piétiner — Traductions à trier suivant le sens
overrompelen catch somebody off their guard; off guard prendre au dépourvusurprendre, au sujet d’une personne.