Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor pand (Nederlands) in het Engels

pand:

pand [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het pand (gebouw; bouwwerk)
    the building; the premises; the construction; the edifice; the structure; the lot
  2. het pand (gebouw)
    the building
    • building [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. het pand (huis; perceel)
    the residence; the house; the premises; the building
    • residence [the ~] zelfstandig naamwoord
    • house [the ~] zelfstandig naamwoord
    • premises [the ~] zelfstandig naamwoord
    • building [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. het pand (borg; garantie; waarborg; )
    the warranty; the guarantee; the premises; the bond; the pledge; the surety; the edifice; the security; the lot
    • warranty [the ~] zelfstandig naamwoord
    • guarantee [the ~] zelfstandig naamwoord
    • premises [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bond [the ~] zelfstandig naamwoord
    • pledge [the ~] zelfstandig naamwoord
    • surety [the ~] zelfstandig naamwoord
    • edifice [the ~] zelfstandig naamwoord
    • security [the ~] zelfstandig naamwoord
    • lot [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor pand:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bond borg; cautie; garantie; onderpand; pand; waarborg; waarborging; waarborgsom aansluiting; akkoord; band; bankpost; binding; bond; bondgenootschap; borgtocht; connectie; federatie; gebondenheid; het gebonden zijn; liaison; liga; link; obligatie; obligatielening; onderpand; pact; relatie; samenhang; securiteit; unie; verband; verbinding; verbond; verdrag; waarborgsom; waardepapier
building bouwwerk; gebouw; huis; pand; perceel bouw; bouwsector; constructie; gebouw; opbouw; opbouwen; ordening; organisatie; samengesteld geheel; samenstelling; structuur; systeem
construction bouwwerk; gebouw; pand aanleggen; bouw; bouwsector; bouwsel; constructie; fabricage; opbouw; opbouwen; ordening; organisatie; samengesteld geheel; samenstelling; structuur; systeem; werkzaamheden
edifice borg; bouwwerk; cautie; garantie; gebouw; onderpand; pand; waarborg; waarborging; waarborgsom
guarantee borg; cautie; garantie; onderpand; pand; waarborg; waarborging; waarborgsom garantie; garantiebewijs; gratis service; keur; vrijwaring; waarborg
house huis; pand; perceel bedrijf; coöperatie; firma; handelsbedrijf; handelshuis; huis; maatschap; maatschappij; onderneming; optrekje; residentie; sterrenbeeld; stulp; thuis; vennootschap; verblijf; woning; woonhuis
lot borg; bouwwerk; cautie; garantie; gebouw; onderpand; pand; waarborg; waarborging; waarborgsom aardig wat; bende; berg; bouwterrein; drom; gebied; grote hoeveelheid; hoeveelheid; hoop; horde; kavel; kluit; levenslot; lot; lotsbestemming; massa; menigte; noodlot; ongelukkig lot; overvloed; partij; perceel; schare; terrein
pledge borg; cautie; garantie; onderpand; pand; waarborg; waarborging; waarborgsom belofte; gelofte; toezegging
premises borg; bouwwerk; cautie; garantie; gebouw; huis; onderpand; pand; perceel; waarborg; waarborging; waarborgsom bouwwerken; gebouwen; panden
residence huis; pand; perceel honk; huis; optrekje; residentie; stulp; thuis; verblijf; verblijfplaats; villa; woning; woonhuis; woonplaats
security borg; cautie; garantie; onderpand; pand; waarborg; waarborging; waarborgsom bescherming; beschutting; beveiliging; geborgenheid; keur; onderpand; securiteit; veiligheid; waarborg; waarborgsom; waardepapier; zekerheidstelling
structure bouwwerk; gebouw; pand basislijn; bouw; bouwsector; bouwsel; bureaucratie; burocratisme; chassis; geraamte; grondlijn; hoofdlijn; hoofdlijn in plan of verhaal; structuur
surety borg; cautie; garantie; onderpand; pand; waarborg; waarborging; waarborgsom
warranty borg; cautie; garantie; onderpand; pand; waarborg; waarborging; waarborgsom
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
guarantee borg staan; borg zijn; garanderen; garant staan; instaan; instaan voor; vast beloven; verzekeren; waarborgen
house accommoderen; herbergen; huisvesten; huizen; iemand huisvesten; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verlenen; onderdak verschaffen
lot kavelen; verdelen; verkavelen
pledge belenen; verpanden; verpatsen
structure structureren; structuur aanbrengen; struktureren

Verwante woorden van "pand":


Wiktionary: pand

pand
noun
  1. een gebouw
pand
noun
  1. security or guarantee
  2. item sold to a pawn shop
en-plural noun
  1. land, and all the built structures on it, considered as a single place

Cross Translation:
FromToVia
pand building Gebäude — ein vom Menschen errichtetes, meist oberirdisches, ortsfestes Konstrukt, das einen oder mehrere Räume enthält
pand family; household; building maison — (architecture) bâtiment servir de logis, d’habitation, de demeure.