Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. passement:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor passement (Nederlands) in het Engels

passement:

passement [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het passement (boordsel; omzoming; oplegsel; galon)
    the fringe; the border; the trim; the trimming
    • fringe [the ~] zelfstandig naamwoord
    • border [the ~] zelfstandig naamwoord
    • trim [the ~] zelfstandig naamwoord
    • trimming [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. het passement (passementerie; versierende omzoming)
    the trimming; the edging; the passementerie

Vertaal Matrix voor passement:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
border boordsel; galon; omzoming; oplegsel; passement galon; grens; grens van een land; grensovergang; grensscheiding; landgrens; landsgrens; omzoming; rand; rijksgrens; tres
edging passement; passementerie; versierende omzoming
fringe boordsel; galon; omzoming; oplegsel; passement franje; galon; haardracht; omzoming; pony; tres; versiering van rafels
passementerie passement; passementerie; versierende omzoming
trim boordsel; galon; omzoming; oplegsel; passement
trimming boordsel; galon; omzoming; oplegsel; passement; passementerie; versierende omzoming bordgarneersel; franje; galon; garneersel; gesnoei; omzoming; opsieren; opsmukken; tres; versiering van rafels; zich mooi maken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
border afzetten; grenzen; grenzen aan; omboorden; omranden; zomen
fringe zomen
trim afwerken; besnoeien; bijknippen; een beetje knippen; garneren; haar kort laten knippen; inkorten; knippen; kort knippen; kort maken; korten; korter maken; kortwieken; minder maken; minimaliseren; omboorden; opmaken; opschikken; opsieren; opsmukken; optuigen; scheren; schotels garneren; snoeien; tooien; trimmen; verfraaien; verkorten; verluchten; versieren; zich mooi maken

Verwante woorden van "passement":


Wiktionary: passement


Cross Translation:
FromToVia
passement passament; passement; lacework; trimming PosamentKunsthandwerk, meist Plural: meist handgearbeiteter Besatz wie kunstvoll gearbeitete Fransen, Quasten, Borten und Besätze als Abschluss und Schmuck an Kleidern, Decken, Polstern, Möbeln und Fahnen.