Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. pendel:
  2. pendelen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor pendel (Nederlands) in het Engels

pendel:

pendel

  1. pendel
    the commuting

Vertaal Matrix voor pendel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
commuting pendel

pendelen:

pendelen werkwoord (pendel, pendelt, pendelde, pendelden, gependeld)

  1. pendelen (reizen tussen)
    to commute
    • commute werkwoord (commutes, commuted, commuting)

Conjugations for pendelen:

o.t.t.
  1. pendel
  2. pendelt
  3. pendelt
  4. pendelen
  5. pendelen
  6. pendelen
o.v.t.
  1. pendelde
  2. pendelde
  3. pendelde
  4. pendelden
  5. pendelden
  6. pendelden
v.t.t.
  1. ben gependeld
  2. bent gependeld
  3. is gependeld
  4. zijn gependeld
  5. zijn gependeld
  6. zijn gependeld
v.v.t.
  1. was gependeld
  2. was gependeld
  3. was gependeld
  4. waren gependeld
  5. waren gependeld
  6. waren gependeld
o.t.t.t.
  1. zal pendelen
  2. zult pendelen
  3. zal pendelen
  4. zullen pendelen
  5. zullen pendelen
  6. zullen pendelen
o.v.t.t.
  1. zou pendelen
  2. zou pendelen
  3. zou pendelen
  4. zouden pendelen
  5. zouden pendelen
  6. zouden pendelen
en verder
  1. heb gependeld
  2. hebt gependeld
  3. heeft gependeld
  4. hebben gependeld
  5. hebben gependeld
  6. hebben gependeld
diversen
  1. pendel!
  2. pendelt!
  3. gependeld
  4. pendelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor pendelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
commute pendelen; reizen tussen

Wiktionary: pendelen

pendelen
verb
  1. to travel by operating a motorized vehicle
  2. to regularly travel