Nederlands

Uitgebreide vertaling voor punt (Nederlands) in het Engels

punt:

punt [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de punt (issue; kwestie)
    the issue; the case; the question
    • issue [the ~] zelfstandig naamwoord
    • case [the ~] zelfstandig naamwoord
    • question [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de punt (beoordelingscijfer)
    the mark; the grading mark; the grade
    • mark [the ~] zelfstandig naamwoord
    • grading mark [the ~] zelfstandig naamwoord
    • grade [the ~] zelfstandig naamwoord

punt [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het punt
    – bepaalde ruimte of punt in de ruimte 1
    the point
    – the precise location of something; a spatially limited location 2
    • point [the ~] zelfstandig naamwoord
      • she walked to a point where she could survey the whole street2
  2. het punt
    – eenheid in het spel 1
    the point
    – the unit of counting in scoring a game or contest 2
    • point [the ~] zelfstandig naamwoord
      • he scored 20 points in the first half2
      • a touchdown counts 6 points2

punt [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de punt
    the point; the peak; the tip
    – a V shape 2
    • point [the ~] zelfstandig naamwoord
      • the cannibal's teeth were filed to sharp points2
    • peak [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tip [the ~] zelfstandig naamwoord

punt [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de punt
    the point; the dot
    – a very small circular shape 2
    • point [the ~] zelfstandig naamwoord
      • a row of points2
    • dot [the ~] zelfstandig naamwoord
      • draw lines between the dots2

punt

  1. punt
    the point
    – A unit of measure referring to the height of a printed character. A point equals 1/72 of an inch, or approximately 1/28 of a centimeter. 3
    • point [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor punt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
case issue; kwestie; punt aangelegenheid; aanvraag; affaire; behuizing; casus; contract; doos; etui; foedraal; geding; geval; kist; kistje; koker; kokervormig doosje; krat; kratje; kwestie; la; lade; naamval; pennendoosje; pennenkoker; probleem; procedure; proces; proefpersoon; rechtsgeding; rechtszaak; schuifla; schuiflade; taak; vraagstuk; zaak
dot punt spikkel
grade beoordelingscijfer; punt cijfer; graad; klas; klasse; schoolcijfer; schooljaar; wetenschappelijke graad
grading mark beoordelingscijfer; punt
issue issue; kwestie; punt actiepunt; afgifte; aflevering; editie; emissie; geval; kwestie; uitdeling; uitgaaf; uitgave; uitgifte; uitreiking; uitstoot; verstrekking; zaak
mark beoordelingscijfer; punt cijfer; doelschijf; eigenschap; etiket; herkenningsteken; iemand kenmerken; kenmerk; kenteken; litteken; merk; merkteken; onderscheidingsteken; rapportcijfer; schietschijf; schoolcijfer
peak punt bergspits; bergtop; climax; hoogst haalbare; hoogste punt; hoogtepunt; kruin; piek; rotspunt; top; toppunt; zenit
point punt point; pointe
question issue; kwestie; punt geval; interpellatie; kwestie; opgaaf; opgave; probleem; vraag; vraagstuk; zaak; zwaarte
tip punt aanwijzing; centrumspits; fooi; hoogst haalbare; spits; spoor; tip; top; topje; uiteinde; vingerwenk; vingerwijzing; wenk
- plaats; plek
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dot bespikkelen; stippelen; stippen
issue openbaren; publiceren; uitbrengen; uitgeven
mark aankruisen; aanstrepen; afvinken; branden; brandmerken; inbranden; karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; keurmerken; markeren; merken; tekenen; typeren; van stigma's voorzien; vinken
point aanduiden; aangeven; aanwijzen; attenderen; iets aanwijzen; indiceren; spitsen; wijzen; wijzen naar
question aanvechten; aarzelen; bestrijden; betwisten; doorvragen; doorzagen; interpelleren; ondervragen; overhoren; twijfelen; uithoren; uitvragen; verhoren; weifelen
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
issue uitkomen; uitstromen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
peak hoogste; opperste; voornaamst

Verwante woorden van "punt":


Synoniemen voor "punt":


Verwante definities voor "punt":

  1. bepaalde ruimte of punt in de ruimte1
    • dat huis ligt op een mooi punt1
  2. eenheid in het spel1
    • hij haalde tien punten1
  3. gespreksonderwerp1
    • over het laatste punt wil ik nog even verder praten1
  4. hoek van vierkante lap1
    • met een punt van de zakdoek veegde hij zich schoon1
  5. klein rondje, stip1
    • achter de zin zet je een punt1
  6. scherp uiteinde1
    • er zit een punt aan dit potlood1

Wiktionary: punt

punt
noun
  1. een spits toelopend uiteinde
  2. een positie in de ruimte
punt
noun
  1. sporting score
  2. academic score
  3. point(s) scored
  4. The punctuation mark “.”
  5. morse code symbol
  6. punctuation mark
  7. decimal point
  8. small spot or mark
  9. botany: end of leaf
  10. pointed end
  11. in geometry: topmost vertex of a cone or pyramid
  12. punctation mark “.”
  13. element in larger whole
  14. particular moment in an event or occurrence
  15. location or place
  16. geometry: zero-dimensional object
  17. full stop
  18. unit of scoring in a game or competition
  19. sharp tip
  20. any projecting extremity
  21. thin, pointed, projecting part
  22. point in the game of faro
  23. punctuation symbol
  24. prong
  25. extreme end of something

Cross Translation:
FromToVia
punt peak Spitze — der oberste, schmal zulaufende Teil eines Gegenstandes oder einer Formation
punt peak; point; summit; tip; apex; highlight; zenith; acme; end; ending; conclusion; finish; termination boutpartie extrême d’une chose.
punt peak; point; summit; tip; apex; highlight; zenith; acme; climax; culmination cime — La partie la plus haute d’une montagne, d’un rocher, d’un arbre, etc.
punt stitch; place; point; dot; period; part; spot; locus; full stop; mark point — couture|fr action de piquer dans un tissu avec une aiguille enfiler ou résultat de cette action, piqûre.
punt peak; point; summit; tip; apex; highlight; zenith; acme pointeextrémité piquante et aiguë de quelque chose que ce être.

Verwante vertalingen van punt