Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. toetrekken:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor toetrekken (Nederlands) in het Engels

toetrekken:

toetrekken werkwoord (trek toe, trekt toe, trok toe, trokken toe, toegetrokken)

  1. toetrekken (dichtdoen; sluiten; toedoen; dichtmaken)
    to close; to shut; to pull to; to pull shut
    • close werkwoord (closes, closed, closing)
    • shut werkwoord (shuts, shut, shutting)
    • pull to werkwoord (pulls to, pulled to, pulling to)
    • pull shut werkwoord (pulls shut, pulled shut, pulling shut)

Conjugations for toetrekken:

o.t.t.
  1. trek toe
  2. trekt toe
  3. trekt toe
  4. trekken toe
  5. trekken toe
  6. trekken toe
o.v.t.
  1. trok toe
  2. trok toe
  3. trok toe
  4. trokken toe
  5. trokken toe
  6. trokken toe
v.t.t.
  1. heb toegetrokken
  2. hebt toegetrokken
  3. heeft toegetrokken
  4. hebben toegetrokken
  5. hebben toegetrokken
  6. hebben toegetrokken
v.v.t.
  1. had toegetrokken
  2. had toegetrokken
  3. had toegetrokken
  4. hadden toegetrokken
  5. hadden toegetrokken
  6. hadden toegetrokken
o.t.t.t.
  1. zal toetrekken
  2. zult toetrekken
  3. zal toetrekken
  4. zullen toetrekken
  5. zullen toetrekken
  6. zullen toetrekken
o.v.t.t.
  1. zou toetrekken
  2. zou toetrekken
  3. zou toetrekken
  4. zouden toetrekken
  5. zouden toetrekken
  6. zouden toetrekken
en verder
  1. ben toegetrokken
  2. bent toegetrokken
  3. is toegetrokken
  4. zijn toegetrokken
  5. zijn toegetrokken
  6. zijn toegetrokken
diversen
  1. trek toe!
  2. trekt toe!
  3. toegetrokken
  4. toetrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor toetrekken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
close dichtdoen; dichtmaken; sluiten; toedoen; toetrekken afsluiten; dichtdoen; dichten; dichtgaan; dichtmaken; dichtstoppen; dichtvallen; sluiten; stoppen; toedoen; toedraaien; toemaken; toevallen; zich sluiten
pull shut dichtdoen; dichtmaken; sluiten; toedoen; toetrekken
pull to dichtdoen; dichtmaken; sluiten; toedoen; toetrekken aantrekken; dichttrekken
shut dichtdoen; dichtmaken; sluiten; toedoen; toetrekken afsluiten; dichtdoen; dichten; dichtgaan; dichtmaken; dichtstoppen; dichtvallen; sluiten; stoppen; toedoen; toemaken; toevallen; zich sluiten
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
shut afgesloten; dicht; dicht zijn; gesloten; toe
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
close dichtbij; in de buurt; nabij; nabijgelegen; vlakbij
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
close bedompt; benauwd; drukkend; effen; egaal; eindig; gehecht; gelijk; geslepen; glad; muf; plat; rakelings; strak; ternauwernood; vergankelijk; verknocht; vlak; vlakuit; voorbijgaand