Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitgestrekt (Nederlands) in het Engels

uitgestrekt:

uitgestrekt bijvoeglijk naamwoord

  1. uitgestrekt (lang en smal; langgerekt)
    elongated; protracted; long-drawn-out
  2. uitgestrekt (languit liggend; liggend; gestrekt; languit)
    laying; streched out; lay stretched out

Vertaal Matrix voor uitgestrekt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
laying aanleggingen; leg
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
elongated lang en smal; langgerekt; uitgestrekt gestrekt; langgerekt; langwerpig; uitgerekt
protracted lang en smal; langgerekt; uitgestrekt verlengd
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lay stretched out gestrekt; languit; languit liggend; liggend; uitgestrekt
laying gestrekt; languit; languit liggend; liggend; uitgestrekt
long-drawn-out lang en smal; langgerekt; uitgestrekt
streched out gestrekt; languit; languit liggend; liggend; uitgestrekt

Verwante woorden van "uitgestrekt":


Wiktionary: uitgestrekt


Cross Translation:
FromToVia
uitgestrekt plentiful; abundant; copious; profuse; ample; full; rich; affluent; aplenty; extensive; spacious; vast; wide; broad; capacious; commodious; huge; open; lax; bulky; sizable; voluminous ample — Qui dépasser en largeur et en longueur la mesure ordinaire.
uitgestrekt wide; large; broad; abundant; copious; plentiful; profuse; ample; rich; affluent; aplenty; extensive; spacious; vast; capacious; commodious; huge; open; lax; bulky; sizable; voluminous large — Qualifie un corps considérer dans l’extension qu’il a d’un de ses côtés à l’autre, lorsqu'on parle de sa plus petite longueur, par opposition à long.
uitgestrekt extensive; extended; spacious; vast; wide; broad; capacious; huge; open; ample; bulky; sizable; commodious; voluminous étendugrand, large, vaste.

uitstrekken:

uitstrekken werkwoord (strek uit, strekt uit, strekte uit, strekten uit, uitgestrekt)

  1. uitstrekken (rekken)
    to stretch out; to stretch
    • stretch out werkwoord (stretchs out, stretched out, stretching out)
    • stretch werkwoord (stretchs, stretched, stretching)

Conjugations for uitstrekken:

o.t.t.
  1. strek uit
  2. strekt uit
  3. strekt uit
  4. strekken uit
  5. strekken uit
  6. strekken uit
o.v.t.
  1. strekte uit
  2. strekte uit
  3. strekte uit
  4. strekten uit
  5. strekten uit
  6. strekten uit
v.t.t.
  1. heb uitgestrekt
  2. hebt uitgestrekt
  3. heeft uitgestrekt
  4. hebben uitgestrekt
  5. hebben uitgestrekt
  6. hebben uitgestrekt
v.v.t.
  1. had uitgestrekt
  2. had uitgestrekt
  3. had uitgestrekt
  4. hadden uitgestrekt
  5. hadden uitgestrekt
  6. hadden uitgestrekt
o.t.t.t.
  1. zal uitstrekken
  2. zult uitstrekken
  3. zal uitstrekken
  4. zullen uitstrekken
  5. zullen uitstrekken
  6. zullen uitstrekken
o.v.t.t.
  1. zou uitstrekken
  2. zou uitstrekken
  3. zou uitstrekken
  4. zouden uitstrekken
  5. zouden uitstrekken
  6. zouden uitstrekken
en verder
  1. ben uitgestrekt
  2. bent uitgestrekt
  3. is uitgestrekt
  4. zijn uitgestrekt
  5. zijn uitgestrekt
  6. zijn uitgestrekt
diversen
  1. strek uit!
  2. strekt uit!
  3. uitgestrekt
  4. uitstrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uitstrekken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stretch afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; spreidbeweging; tournee; traject; weg; wegvak
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stretch rekken; uitstrekken bespannen; oprekken; opspannen; rekken; spannen; strak maken; strekken; uitrekken
stretch out rekken; uitstrekken uitrekken; verlengen

Wiktionary: uitstrekken

uitstrekken
verb
  1. to possess a certain extent
  2. to stretch out, expand
  3. to extend, stretch out (limbs etc)

Cross Translation:
FromToVia
uitstrekken anoint; smear; spread; grease; apply; lay out; spread out; extend; spread-eagle; augment; enlarge; increase; aggrandize; magnify; step up; unroll; unfold; unfurl; expand; reach; stretch; stretch out; adulterate; dilute étendre — Traductions à trier suivant le sens