Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verkeer (Nederlands) in het Engels

verkeer:

verkeer [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het verkeer (geslachtsgemeenschap; omgang)
    the intercourse; the sexual relations; the sexual intercourse; the sex
  2. het verkeer (vervoer over openbare wegen)
    the public transport
  3. het verkeer
    the traffic; the network traffic
    – The number of visits to a website, or the amount of user activity on a website or on a network. 1

Vertaal Matrix voor verkeer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
intercourse geslachtsgemeenschap; omgang; verkeer gemeenschap; omgaan met mensen; omgang; ommegang; paring
network traffic verkeer
public transport verkeer; vervoer over openbare wegen gemeenschappelijk vervoer; stadsvervoer
sex geslachtsgemeenschap; omgang; verkeer genus; geslacht; kunne; seks; sekse
sexual intercourse geslachtsgemeenschap; omgang; verkeer coïtus; geslachtsdaad
sexual relations geslachtsgemeenschap; omgang; verkeer
traffic verkeer

Verwante definities voor "verkeer":

  1. alle voertuigen en personen die de openbare weg gebruiken2
    • er komen steeds meer auto's in het verkeer2
  2. de omgang van mensen met elkaar2
    • in het maatschappelijk verkeer kan ik mij goed handhaven2

Wiktionary: verkeer

verkeer
noun
  1. het geheel van verplaatsingen waarbij goederen of personen vervoerd worden
verkeer
noun
  1. pedestrians or vehicles on roads or on the air
  2. commercial transportation or exchange of goods
  3. exchange or flux of information, messages or data

Cross Translation:
FromToVia
verkeer encounter; meeting; approach; acquaintance; familiarity; relation; understanding; connection; interrelation; relationship; access; admission; admittance; accession; entrance; entry; landing; acceptance; reception abord — (vieilli) action d’arriver au bord, de toucher le rivage.
verkeer trade; game; traffic traficnégoce, commerce de marchandises.

verkeer vorm van verkeren:

verkeren werkwoord (verkeer, verkeert, verkeerde, verkeerden, verkeerd)

  1. verkeren (ergens verkeren)
  2. verkeren (omgaan met)
    to date
    • date werkwoord (dates, dated, dating)

Conjugations for verkeren:

o.t.t.
  1. verkeer
  2. verkeert
  3. verkeert
  4. verkeren
  5. verkeren
  6. verkeren
o.v.t.
  1. verkeerde
  2. verkeerde
  3. verkeerde
  4. verkeerden
  5. verkeerden
  6. verkeerden
v.t.t.
  1. heb verkeerd
  2. hebt verkeerd
  3. heeft verkeerd
  4. hebben verkeerd
  5. hebben verkeerd
  6. hebben verkeerd
v.v.t.
  1. had verkeerd
  2. had verkeerd
  3. had verkeerd
  4. hadden verkeerd
  5. hadden verkeerd
  6. hadden verkeerd
o.t.t.t.
  1. zal verkeren
  2. zult verkeren
  3. zal verkeren
  4. zullen verkeren
  5. zullen verkeren
  6. zullen verkeren
o.v.t.t.
  1. zou verkeren
  2. zou verkeren
  3. zou verkeren
  4. zouden verkeren
  5. zouden verkeren
  6. zouden verkeren
diversen
  1. verkeer!
  2. verkeert!
  3. verkeerd
  4. verkerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor verkeren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
date afgesproken ontmoeting; afspraak; dadel; dagtekening; datum; jaartal; liaison; tijdstip
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
be somewhere ergens verkeren; verkeren
date omgaan met; verkeren dagtekenen; dateren

Verwante definities voor "verkeren":

  1. daarin zijn2
    • zij verkeert in levensgevaar2
  2. er regelmatig komen2
    • hij verkeert in bepaalde kringen2

Wiktionary: verkeren


Cross Translation:
FromToVia
verkeren turn; amend; shift changer — à trier
verkeren frequent; attend; interact; interrelate fréquenteraller souvent dans un lieu.

Verwante vertalingen van verkeer