Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. zwalken:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zwalken (Nederlands) in het Engels

zwalken:

zwalken werkwoord (zwalk, zwalkt, zwalkte, zwalkten, gezwalkt)

  1. zwalken
    to drift about; to wander; to roam; to rove about
    • drift about werkwoord (drifts about, drifted about, drifting about)
    • wander werkwoord (wanders, wandered, wandering)
    • roam werkwoord (roams, roamed, roaming)
    • rove about werkwoord (roves about, roved about, roving about)

Conjugations for zwalken:

o.t.t.
  1. zwalk
  2. zwalkt
  3. zwalkt
  4. zwalken
  5. zwalken
  6. zwalken
o.v.t.
  1. zwalkte
  2. zwalkte
  3. zwalkte
  4. zwalkten
  5. zwalkten
  6. zwalkten
v.t.t.
  1. heb gezwalkt
  2. hebt gezwalkt
  3. heeft gezwalkt
  4. hebben gezwalkt
  5. hebben gezwalkt
  6. hebben gezwalkt
v.v.t.
  1. had gezwalkt
  2. had gezwalkt
  3. had gezwalkt
  4. hadden gezwalkt
  5. hadden gezwalkt
  6. hadden gezwalkt
o.t.t.t.
  1. zal zwalken
  2. zult zwalken
  3. zal zwalken
  4. zullen zwalken
  5. zullen zwalken
  6. zullen zwalken
o.v.t.t.
  1. zou zwalken
  2. zou zwalken
  3. zou zwalken
  4. zouden zwalken
  5. zouden zwalken
  6. zouden zwalken
diversen
  1. zwalk!
  2. zwalkt!
  3. gezwalkt
  4. zwalkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor zwalken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drift about zwalken
roam zwalken aan de zwerf zijn; dolen; omzwerven; roamen; ronddwalen; rondzwerven; waren; zwerven
rove about zwalken om zich heen kijken; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; struinen
wander zwalken aan de zwerf zijn; dwalen; om zich heen kijken; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; rondzwerven; struinen; zwerven