Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bar (Nederlands) in het Engels

bar:

bar [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de bar (café; kroeg; taveerne; lokaliteit; tapperij)
    the café; the coffeeshop
    – a small restaurant where drinks and snacks are sold 1
    • café [the ~] zelfstandig naamwoord
    • coffeeshop [the ~] zelfstandig naamwoord
    the pub
    – tavern consisting of a building with a bar and public rooms; often provides light meals 1
    • pub [the ~] zelfstandig naamwoord
    the bar; the tavern; the inn
    • bar [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tavern [the ~] zelfstandig naamwoord
    • inn [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de bar (tapkast; spon; drankbuffet; )
    the liquor cabinet; the bar

bar bijvoeglijk naamwoord

  1. bar (onbegroeid)
    bare; barren
    • bare bijvoeglijk naamwoord
    • barren bijvoeglijk naamwoord
  2. bar (armzalig; ellendig; erg; )
    terrible; miserable; abominable; poor; paltry; meagre; meager

Vertaal Matrix voor bar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bar bar; buffet; café; drankbuffet; kroeg; lokaliteit; spon; tap; tapkast; tapperij; taveerne; toog baton; coffeeshop; dwarsbalk; dwarshout; gelagkamer; hindernis; hinderpaal; kruishout; pastille; plak; reep; reep chocolade; ritshout; roadblock; spijl; staaf; staf; stang; stijl; stok; tablet; tralie; versperring
café bar; café; kroeg; lokaliteit; tapperij; taveerne bierhuis; buitencafé; coffeeshop; espressobar; koffiehuis; koffieshop; lunchlokaliteit; lunchroom; theehuis; uitspanning
coffeeshop bar; café; kroeg; lokaliteit; tapperij; taveerne espressobar; koffiehuis; koffieshop; theehuis
inn bar; café; kroeg; lokaliteit; tapperij; taveerne boerenherberg; gasthuis; herberg; logement; uitspanning
liquor cabinet bar; buffet; drankbuffet; spon; tap; tapkast; toog
pub bar; café; kroeg; lokaliteit; tapperij; taveerne biercafé; buitencafé; café; café-hotel; dorpscafé; herberg; knijp; kroeg; tapperij; taveerne
tavern bar; café; kroeg; lokaliteit; tapperij; taveerne café-hotel; herberg; knijp; uitspanning
- café; kroeg
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bar afgrendelen; afschermen; barricaderen; traliën; versperren
bare beroven; bloot leggen; ontbloten; ontdoen; openbreken; openleggen; uitbuiten
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abominable armzalig; bar; deerniswekkend; ellendig; erbarmelijk; erg; rampzalig barbaars; beestachtig; bruut; huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend; inhumaan; monsterlijk; onmenselijk; schandalig; verfoeilijk; wreed
bare bar; onbegroeid kaal; kale; ontbloot; onverhuld
barren bar; onbegroeid dor; droog; infertiel; kaal; onbehaard; ongastvrij; onherbergzaam; onvruchtbaar; ruig; schraal; steriel; verdord; zonder haar
meager armzalig; bar; deerniswekkend; ellendig; erbarmelijk; erg; rampzalig dun; geen vet op de botten hebbende; iel; mager; schraal; schriel
meagre armzalig; bar; deerniswekkend; ellendig; erbarmelijk; erg; rampzalig dun; geen vet op de botten hebbende; iel; mager; schraal; schriel
miserable armzalig; bar; deerniswekkend; ellendig; erbarmelijk; erg; rampzalig aan lager wal; akelig; armoedig; beroerd; berooid; deplorabel; ellendig; flodderig; haveloos; karig; lamlendig; lamzalig; mager; meelijwekkend; miserabel; naar; pover; schamel; schraal; sjofel; sjofeltjes; verlopen
paltry armzalig; bar; deerniswekkend; ellendig; erbarmelijk; erg; rampzalig armoedig; flodderig; haveloos; pover; schamel; sjofel; sjofeltjes; verlopen
poor armzalig; bar; deerniswekkend; ellendig; erbarmelijk; erg; rampzalig arm; armelijk; armetierig; armoedig; armzalig; behoeftig; berooid; dor; flodderig; gebrekkig; haveloos; inferieur; karig; klungelig; kommerlijk; krukkig; mager; matig; middelmatig; min; minderwaardig; minvermogend; misdeeld; niet al te best; noodlijdend; onbeduidend; onbeholpen; onbemiddeld; ondermaats; ondeugdelijk; ongegoed; onhandig; onvermogend; pover; schamel; schraal; schutterig; sjofel; sjofeltjes; slap; slapjes; slecht; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; tweederangs; verlopen; zwak; zwakjes
terrible armzalig; bar; deerniswekkend; ellendig; erbarmelijk; erg; rampzalig ellendig; funest; geducht; huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend; in hoge mate; noodlottig; ongelukkig; ontzettend; rampzalig; schrikaanjagend; schrikbarend; schrikwekkend; schromelijk; verschrikkelijk; vreselijk

Verwante woorden van "bar":


Synoniemen voor "bar":


Verwante definities voor "bar":

  1. heel erg2
    • het is bar koud vandaag2
  2. hoge toonbank in een café2
    • we dronken een pilsje aan de bar2
  3. waar je heen gaat om iets te drinken2
    • ik heb in die bar met hem afgesproken2

Wiktionary: bar

bar
noun
  1. unit of pressure
  2. closet containing alcoholic beverages in a private house or a hotel room
  3. counter of such a premises
  4. business licensed to sell intoxicating beverages

Cross Translation:
FromToVia
bar bar Bar — eine Maßeinheit für den Druck; 1 bar = 105 N/m² = 105 Pa
bar austere; severe; strict; harsh; sharp; stark; stern austère — Qui est rigoureux pour le corps et qui mortifier les sens et l’esprit. — note Se dit surtout des doctrines et des pratiques religieux.
bar bar bar — Débit de boisson
bar severe; strict; austere; hard; harsh; sharp; stark; stern; tough sévère — Qui est rigide, sans indulgence.

Verwante vertalingen van bar



Engels

Uitgebreide vertaling voor bar (Engels) in het Nederlands

bar:

bar [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the bar (truncheon; stave; stick; )
    de staaf; de baton; de stang; de stok; de staf
    • staaf [de ~] zelfstandig naamwoord
    • baton [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • stang [de ~] zelfstandig naamwoord
    • stok [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • staf [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the bar (pub; café; tavern; coffeeshop; inn)
    het café; de kroeg; de taveerne; de lokaliteit; de tapperij; de bar
    • café [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kroeg [de ~] zelfstandig naamwoord
    • taveerne [de ~] zelfstandig naamwoord
    • lokaliteit [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • tapperij [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • bar [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. the bar (baluster)
    de tralie; de stijl; de spijl
    • tralie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • stijl [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • spijl [de ~] zelfstandig naamwoord
  4. the bar (liquor cabinet)
    de bar; de spon; de tapkast; drankbuffet; de tap; de toog; het buffet
    • bar [de ~] zelfstandig naamwoord
    • spon [de ~] zelfstandig naamwoord
    • tapkast [de ~] zelfstandig naamwoord
    • drankbuffet [znw.] zelfstandig naamwoord
    • tap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • toog [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • buffet [het ~] zelfstandig naamwoord
  5. the bar (bar of chocolate; tablet)
    de staaf; reep chocolade; de reep; de tablet; de pastille; de plak
    • staaf [de ~] zelfstandig naamwoord
    • reep chocolade [znw.] zelfstandig naamwoord
    • reep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • tablet [de ~] zelfstandig naamwoord
    • pastille [de ~] zelfstandig naamwoord
    • plak [de ~] zelfstandig naamwoord
  6. the bar (cross-beam; beam)
    de dwarsbalk; het dwarshout
  7. the bar (barrier; obstacle; hindrance; impediment; stumbling block)
    de hindernis; de hinderpaal
  8. the bar (barroom)
    de gelagkamer
  9. the bar (beam; cross-beam)
    het kruishout; ritshout
  10. the bar (roadblock; barrier)
    roadblock; de versperring
  11. the bar (coffee-shop; refreshment bar; café)
    de coffeeshop
  12. the bar
    de staaf
    • staaf [de ~] zelfstandig naamwoord

to bar werkwoord (bars, barred, barring)

  1. to bar (close off; shut out)
    afgrendelen; afschermen
    • afgrendelen werkwoord (grendel af, grendelt af, grendelde af, grendelden af, afgegrendeld)
    • afschermen werkwoord (scherm af, schermt af, schermde af, schermden af, afgeschermd)
  2. to bar (grate)
    traliën
    • traliën werkwoord (tralie, traliet, traliede, tralieden, getralied)
  3. to bar (barricade; block; obstruct)
    barricaderen; versperren
    • barricaderen werkwoord (barricadeer, barricadeert, barricadeerde, barricadeerden, gebarricadeerd)
    • versperren werkwoord (versper, verspert, versperde, versperden, versperd)

Conjugations for bar:

present
  1. bar
  2. bar
  3. bars
  4. bar
  5. bar
  6. bar
simple past
  1. barred
  2. barred
  3. barred
  4. barred
  5. barred
  6. barred
present perfect
  1. have barred
  2. have barred
  3. has barred
  4. have barred
  5. have barred
  6. have barred
past continuous
  1. was barring
  2. were barring
  3. was barring
  4. were barring
  5. were barring
  6. were barring
future
  1. shall bar
  2. will bar
  3. will bar
  4. shall bar
  5. will bar
  6. will bar
continuous present
  1. am barring
  2. are barring
  3. is barring
  4. are barring
  5. are barring
  6. are barring
subjunctive
  1. be barred
  2. be barred
  3. be barred
  4. be barred
  5. be barred
  6. be barred
diverse
  1. bar!
  2. let's bar!
  3. barred
  4. barring
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor bar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afgrendelen sealing off
afschermen protection
bar bar; café; coffeeshop; inn; liquor cabinet; pub; tavern
baton bar; baton; cane; club; rod; stave; stick; truncheon
buffet bar; liquor cabinet buffet; cold buffet; sideboard
café bar; café; coffeeshop; inn; pub; tavern coffee house; pub
coffeeshop bar; café; coffee-shop; refreshment bar coffee-shop
drankbuffet bar; liquor cabinet
dwarsbalk bar; beam; cross-beam collar beam; crossbeam; traverse
dwarshout bar; beam; cross-beam
gelagkamer bar; barroom
hindernis bar; barrier; hindrance; impediment; obstacle; stumbling block barrier; barrier obstacles; hindrance; impediment; obstacle
hinderpaal bar; barrier; hindrance; impediment; obstacle; stumbling block
kroeg bar; café; coffeeshop; inn; pub; tavern pub
kruishout bar; beam; cross-beam
lokaliteit bar; café; coffeeshop; inn; pub; tavern
pastille bar; bar of chocolate; tablet solid medicine
plak bar; bar of chocolate; tablet adhesive; deposit; glue; medal; medal of honour; patina; slice
reep bar; bar of chocolate; tablet bar of chocolate
reep chocolade bar; bar of chocolate; tablet
ritshout bar; beam; cross-beam
roadblock bar; barrier; roadblock
spijl baluster; bar
spon bar; liquor cabinet
staaf bar; bar of chocolate; baton; cane; club; rod; stave; stick; tablet; truncheon
staf bar; baton; cane; club; rod; stave; stick; truncheon crew; employees; executive; executives; personnel; staff; work force
stang bar; baton; cane; club; rod; stave; stick; truncheon
stijl baluster; bar style; way of living
stok bar; baton; cane; club; rod; stave; stick; truncheon
tablet bar; bar of chocolate; tablet pill; tablet
tap bar; liquor cabinet
tapkast bar; liquor cabinet
tapperij bar; café; coffeeshop; inn; pub; tavern pub
taveerne bar; café; coffeeshop; inn; pub; tavern pub
toog bar; liquor cabinet counter; desk
tralie baluster; bar
traliën bars; lattice; trellis
versperring bar; barrier; roadblock barricade
- barroom; cake; ginmill; legal community; legal profession; measure; prevention; saloon; streak; stripe; taproom
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afgrendelen bar; close off; shut out lock
afschermen bar; close off; shut out cover; fence in; fence off; lock up; protect
barricaderen bar; barricade; block; obstruct
traliën bar; grate
versperren bar; barricade; block; obstruct
- banish; barricade; block; block off; block up; blockade; debar; exclude; relegate; stop
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bar abominable; bare; barren; meager; meagre; miserable; paltry; poor; terrible

Verwante woorden van "bar":


Synoniemen voor "bar":


Antoniemen van "bar":

  • unbar

Verwante definities voor "bar":

  1. the act of preventing1
    • there was no bar against leaving1
  2. a rigid piece of metal or wood; usually used as a fastening or obstruction or weapon1
    • there were bars in the windows to prevent escape1
  3. an obstruction (usually metal) placed at the top of a goal1
    • it was an excellent kick but the ball hit the bar1
  4. a counter where you can obtain food or drink1
    • he bought a hot dog and a coke at the bar1
  5. (law) a railing that encloses the part of the courtroom where the judges and lawyers sit and the case is tried1
    • spectators were not allowed past the bar1
  6. a heating element in an electric fire1
    • an electric fire with three bars1
  7. a horizontal rod that serves as a support for gymnasts as they perform exercises1
  8. a room or establishment where alcoholic drinks are served over a counter1
    • he drowned his sorrows in whiskey at the bar1
  9. a block of solid substance (such as soap or wax)1
    • a bar of chocolate1
  10. a narrow marking of a different color or texture from the background1
    • a green toad with small black stripes or bars1
  11. musical notation for a repeating pattern of musical beats1
    • the orchestra omitted the last twelve bars of the song1
  12. the body of individuals qualified to practice law in a particular jurisdiction1
    • he was admitted to the bar in New Jersey1
  13. a submerged (or partly submerged) ridge in a river or along a shore1
    • the boat ran aground on a submerged bar in the river1
  14. (meteorology) a unit of pressure equal to a million dynes per square centimeter1
    • unfortunately some writers have used bar for one dyne per square centimeter1
  15. prevent from entering; keep out1
    • He was barred from membership in the club1
  16. secure with, or as if with, bars1
    • He barred the door1
  17. render unsuitable for passage1
  18. expel, as if by official decree1

Wiktionary: bar

bar
noun
  1. unit of pressure
  2. nautical: sand formation
  3. music: section of a staff
  4. profession of lawyers
  5. music: vertical line across a staff
  6. collective term for lawyers
  7. official order prohibiting some activity
  8. closet containing alcoholic beverages in a private house or a hotel room
  9. counter of such a premises
  10. business licensed to sell intoxicating beverages
  11. long, narrow drawn or printed rectangle, cuboid or cylinder
  12. cuboid piece of any commodity
  13. metallurgy: solid object of round, square, hexagonal, octagonal or rectangular section
  14. solid object with uniform cross-section
verb
  1. to lock or bolt with a bar
  2. to prohibit
  3. to obstruct the passage of
bar
noun
  1. een vertikale lijn op een notenbalk
  2. een naar verhouding smalle maar lange strook materiaal die ergens van afgesneden of afgebroken is
  3. plak

Cross Translation:
FromToVia
bar bar Bar — eine Maßeinheit für den Druck; 1 bar = 105 N/m² = 105 Pa
bar café BarRäumlichkeit zum Ausschank und zur Einnahme von Getränken, der Ausschanktisch
bar maat TaktMusik: das Maß, das ein Musikstück rhythmisch in gleiche Einheiten teilt
bar bar; toog bar — Débit de boisson
bar advocatuur; advocatenstand; balie; baar; paal; pijp; roede; schacht; spijl; stang barreaubarre de bois ou de fer qui sert de clôture.
bar doorhalen; doorstrepen; een streep halen door; schrappen; afdammen; afsluiten; belemmeren; stuwen; versperren barrerfermer avec une barre par-derrière.
bar afsluiting; barrière; heining; versperring; hek barrièreassemblage de plusieurs pièces de bois ou d'autres matériaux, servir à fermer un passage.
bar breidel; teugel; toom bride — équitation|fr harnais placé sur la tête du cheval et destiné à l’arrêter ou à le diriger, selon la volonté du cavalier.
bar baar; paal; pijp; roede; schacht; spijl; stang gaule — Grande perche.
bar paal perche — Longue pièce de bois

BAR:


Vertaal Matrix voor BAR:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- Browning automatic rifle; base address register

Verwante definities voor "BAR":

  1. a portable .30 caliber automatic rifle operated by gas pressure and fed by cartridges from a magazine; used by United States troops in World War I and in World War II and in the Korean War1
  2. A list of addresses that serves as a reference point for other addresses.3

Verwante vertalingen van bar