Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. beitsen:
  2. beits:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor beitsen (Nederlands) in het Spaans

beitsen:

beitsen werkwoord (beits, beitst, beitste, beitsten, gebeitst)

  1. beitsen
    nogalinar

Conjugations for beitsen:

o.t.t.
  1. beits
  2. beitst
  3. beitst
  4. beitsen
  5. beitsen
  6. beitsen
o.v.t.
  1. beitste
  2. beitste
  3. beitste
  4. beitsten
  5. beitsten
  6. beitsten
v.t.t.
  1. heb gebeitst
  2. hebt gebeitst
  3. heeft gebeitst
  4. hebben gebeitst
  5. hebben gebeitst
  6. hebben gebeitst
v.v.t.
  1. had gebeitst
  2. had gebeitst
  3. had gebeitst
  4. hadden gebeitst
  5. hadden gebeitst
  6. hadden gebeitst
o.t.t.t.
  1. zal beitsen
  2. zult beitsen
  3. zal beitsen
  4. zullen beitsen
  5. zullen beitsen
  6. zullen beitsen
o.v.t.t.
  1. zou beitsen
  2. zou beitsen
  3. zou beitsen
  4. zouden beitsen
  5. zouden beitsen
  6. zouden beitsen
diversen
  1. beits!
  2. beitst!
  3. gebeitst
  4. beitsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor beitsen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
nogalinar beitsen

Verwante woorden van "beitsen":


Wiktionary: beitsen


Cross Translation:
FromToVia
beitsen morder mordre — Serrer avec les dents de manière à entamer. (Sens général).

beitsen vorm van beits:

beits [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de beits
    la nogalina

Vertaal Matrix voor beits:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
nogalina beits

Verwante woorden van "beits":