Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. berusten:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor berusten (Nederlands) in het Spaans

berusten:

berusten werkwoord (berust, berustte, berustten, berust)

  1. berusten (gebaseerd zijn)
  2. berusten (zich erbij neerleggen)

Conjugations for berusten:

o.t.t.
  1. berust
  2. berust
  3. berust
  4. berusten
  5. berusten
  6. berusten
o.v.t.
  1. berustte
  2. berustte
  3. berustte
  4. berustten
  5. berustten
  6. berustten
v.t.t.
  1. heb berust
  2. hebt berust
  3. heeft berust
  4. hebben berust
  5. hebben berust
  6. hebben berust
v.v.t.
  1. had berust
  2. had berust
  3. had berust
  4. hadden berust
  5. hadden berust
  6. hadden berust
o.t.t.t.
  1. zal berusten
  2. zult berusten
  3. zal berusten
  4. zullen berusten
  5. zullen berusten
  6. zullen berusten
o.v.t.t.
  1. zou berusten
  2. zou berusten
  3. zou berusten
  4. zouden berusten
  5. zouden berusten
  6. zouden berusten
diversen
  1. berust!
  2. berust!
  3. berust
  4. berustend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor berusten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
conformarse con opgave; zich neerleggen bij
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
basarse en berusten; gebaseerd zijn dateren; ten grondslag liggen; teruggaan; teruggrijpen
conformarse con berusten; zich erbij neerleggen neerleggen bij
fundarse en berusten; gebaseerd zijn gefundeerd zijn op; ten grondslag liggen

Wiktionary: berusten


Cross Translation:
FromToVia
berusten resignarse resign oneself — give up