Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. betwijfelen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor betwijfelen (Nederlands) in het Spaans

betwijfelen:

betwijfelen werkwoord (betwijfel, betwijfelt, betwijfelde, betwijfelden, betwijfeld)

  1. betwijfelen
    dudar; vacilar; titubear

Conjugations for betwijfelen:

o.t.t.
  1. betwijfel
  2. betwijfelt
  3. betwijfelt
  4. betwijfelen
  5. betwijfelen
  6. betwijfelen
o.v.t.
  1. betwijfelde
  2. betwijfelde
  3. betwijfelde
  4. betwijfelden
  5. betwijfelden
  6. betwijfelden
v.t.t.
  1. heb betwijfeld
  2. hebt betwijfeld
  3. heeft betwijfeld
  4. hebben betwijfeld
  5. hebben betwijfeld
  6. hebben betwijfeld
v.v.t.
  1. had betwijfeld
  2. had betwijfeld
  3. had betwijfeld
  4. hadden betwijfeld
  5. hadden betwijfeld
  6. hadden betwijfeld
o.t.t.t.
  1. zal betwijfelen
  2. zult betwijfelen
  3. zal betwijfelen
  4. zullen betwijfelen
  5. zullen betwijfelen
  6. zullen betwijfelen
o.v.t.t.
  1. zou betwijfelen
  2. zou betwijfelen
  3. zou betwijfelen
  4. zouden betwijfelen
  5. zouden betwijfelen
  6. zouden betwijfelen
diversen
  1. betwijfel!
  2. betwijfelt!
  3. betwijfeld
  4. betwijfelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor betwijfelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dudar betwijfelen aarzelen; onzeker zijn; schromen; twijfelen; weifelen
titubear betwijfelen fluctueren; omwisselen; variëren; wankelen; wisselen
vacilar betwijfelen aarzelen; dralen; drentelen; druilen; fluctueren; hannesen; omwisselen; talmen; teuten; treuzelen; twijfelen; variëren; wankelen; weifelen; wisselen; zaniken; zeiken; zeuren

Wiktionary: betwijfelen

betwijfelen
verb
  1. (overgankelijk) iets in twijfel trekken

Cross Translation:
FromToVia
betwijfelen dudar doubt — to lack confidence in something
betwijfelen cuestionar query — question
betwijfelen dudar douter — Être dans l’incertitude, n’être pas sûr.