Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. determineren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor determineren (Nederlands) in het Spaans

determineren:

determineren werkwoord (determineer, determineert, determineerde, determineerden, gedetermineerd)

  1. determineren (vaststellen; bepalen)
    determinar; comprobar; fijar; constatar; definir; establecer; identificar; estipular

Conjugations for determineren:

o.t.t.
  1. determineer
  2. determineert
  3. determineert
  4. determineren
  5. determineren
  6. determineren
o.v.t.
  1. determineerde
  2. determineerde
  3. determineerde
  4. determineerden
  5. determineerden
  6. determineerden
v.t.t.
  1. heb gedetermineerd
  2. hebt gedetermineerd
  3. heeft gedetermineerd
  4. hebben gedetermineerd
  5. hebben gedetermineerd
  6. hebben gedetermineerd
v.v.t.
  1. had gedetermineerd
  2. had gedetermineerd
  3. had gedetermineerd
  4. hadden gedetermineerd
  5. hadden gedetermineerd
  6. hadden gedetermineerd
o.t.t.t.
  1. zal determineren
  2. zult determineren
  3. zal determineren
  4. zullen determineren
  5. zullen determineren
  6. zullen determineren
o.v.t.t.
  1. zou determineren
  2. zou determineren
  3. zou determineren
  4. zouden determineren
  5. zouden determineren
  6. zouden determineren
en verder
  1. is gedetermineerd
  2. zijn gedetermineerd
diversen
  1. determineer!
  2. determineert!
  3. gedetermineerd
  4. determinerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor determineren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fijar vastzetten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
comprobar bepalen; determineren; vaststellen aantonen; afwegen; bepalen; beproeven; bewijzen; checken; constateren; controleren; diepte bepalen; doorvorsen; examineren; inschatten; kalibreren; keuren; meten; nagaan; nakijken; narekenen; naspeuren; nasporen; natellen; natrekken; onderzoeken; opmeten; overhoren; peilen; schatten; staven; testen; toetsen; vaststellen; verifieren; verifiëren; zekerstellen
constatar bepalen; determineren; vaststellen bemerken; constateren; gewaarworden; merken; opmerken; signaleren; vaststellen; waarnemen
definir bepalen; determineren; vaststellen afbakenen; afpalen; afschilderen; afzetten; begrenzen; bepalen; beschrijven; definiëren; nader omschrijven; omlijnen; omschrijven; preciseren; schetsen
determinar bepalen; determineren; vaststellen bestemmen; een ereteken geven; onderscheiden; plaats toekennen; plaatsen; van elkaar onderscheiden
establecer bepalen; determineren; vaststellen aanstellen; arrangeren; benoemen; bouwen; construeren; iets op touw zetten; initiëren; inrichten; installeren; instellen; invoeren; koloniseren; op gang brengen; oprichten; optrekken; overeindzetten; plaats toekennen; plaatsen; regelen; settelen; stichten; vestigen
estipular bepalen; determineren; vaststellen contracteren; gebieden; gelasten; stipuleren; vastleggen; voorschrijven
fijar bepalen; determineren; vaststellen aan elkaar bevestigen; aanhechten; betrappen; bevestigen; ergens aan bevestigen; fiksen; gebieden; gelasten; goedmaken; hechten; herstellen; iets vastkleven; kleven; maken; pinnen; plaats toekennen; plaatsen; plakken; rechtzetten; repareren; snappen; spelden; vastbinden; vastleggen; vastlijmen; vastmaken; vastzetten; verbinden; verzekeren; voorschrijven
identificar bepalen; determineren; vaststellen identificeren; identiteit vaststellen; vereenzelvigen

Wiktionary: determineren

determineren
verb
  1. bepalen, vaststellen

Cross Translation:
FromToVia
determineren determinar déterminerfixer les limites de, délimiter précisément.