Nederlands

Uitgebreide vertaling voor doordringen (Nederlands) in het Spaans

doordringen:

doordringen werkwoord (dring door, dringt door, drong door, drongen door, doorgedrongen)

  1. doordringen (bereiken; penetreren in)
    alcanzar; lograr; llegar a; obtener; acercarse; allegarse; penetrar; calar
  2. doordringen (penetreren)
    perforar; entrar; acceder; caerse; adentrar; penetrar; derrumbarse; caer en; entrar en; filtrarse; perforarse; entrar de paso

Conjugations for doordringen:

o.t.t.
  1. dring door
  2. dringt door
  3. dringt door
  4. dringen door
  5. dringen door
  6. dringen door
o.v.t.
  1. drong door
  2. drong door
  3. drong door
  4. drongen door
  5. drongen door
  6. drongen door
v.t.t.
  1. ben doorgedrongen
  2. bent doorgedrongen
  3. is doorgedrongen
  4. zijn doorgedrongen
  5. zijn doorgedrongen
  6. zijn doorgedrongen
v.v.t.
  1. was doorgedrongen
  2. was doorgedrongen
  3. was doorgedrongen
  4. waren doorgedrongen
  5. waren doorgedrongen
  6. waren doorgedrongen
o.t.t.t.
  1. zal doordringen
  2. zult doordringen
  3. zal doordringen
  4. zullen doordringen
  5. zullen doordringen
  6. zullen doordringen
o.v.t.t.
  1. zou doordringen
  2. zou doordringen
  3. zou doordringen
  4. zouden doordringen
  5. zouden doordringen
  6. zouden doordringen
diversen
  1. dring door!
  2. dringt door!
  3. doorgedrongen
  4. doordringend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor doordringen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acercarse naderen; tegemoetkomen
derrumbarse tuimelen; vallen
entrar binnengaan
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acceder doordringen; penetreren aankomen; afgeven; akkoord gaan; arriveren; beamen; betreden; bevestigen; bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenstappen; binnentreden; erbij voegen; erop achteruitgaan; geld inleveren; goed vinden; gunnen; iets toekennen; ingaan; inleveren; instemmen; invoegen; onderschrijven; ondervragen; overgaan op nieuwe rijbaan; overhandigen; overhoren; staven; toebedelen; toekennen; toestaan; toestemmen; toestemmen in; toevoegen; toewijzen; uithoren; uitvragen; verhoren
acercarse bereiken; doordringen; penetreren in aankomen; aanvliegen; arriveren; benaderen; dichtbijkomen; dichterbij komen; erbij komen; geraken; naderbij komen; naderen; terecht komen; toenaderen
adentrar doordringen; penetreren binnendringen; detineren; gevangenhouden; in hechtenis houden; indringen; infiltreren; vasthouden
alcanzar bereiken; doordringen; penetreren in aangeven; aanreiken; achteropkomen; behalen; beroeren; binnenbrengen; binnenhalen; brengen; gebukt gaan onder; geraken; geven; inhalen; inlopen; komen tot; langs brengen; meebrengen; raken; reiken; terecht komen; torsen; treffen; verkrijgen; winnen
allegarse bereiken; doordringen; penetreren in geraken; terecht komen
caer en doordringen; penetreren betreden; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenstappen; binnentreden; draaien; erin vallen; ingaan; rondtollen; tollen
caerse doordringen; penetreren afknappen; buitelen; duikelen; er vanaf breken; eraf vallen; imploderen; ineenzakken; ineenzijgen; instorten; inzakken; naar beneden storten; naar beneden vallen; neerstorten; neervallen; omgooien; omkiepen; omkieperen; omlaagstorten; omlaagvallen; omvergooien; omverwerpen; omwerpen; op de grond vallen; sterk afnemen; teruglopen; vallen
calar bereiken; doordringen; penetreren in beginnen te snappen; beseffen; doordouwen; doorgronden; doorkrijgen; doortrekken met vloeistof; doorzetten; doorzien; doorzien hebben; drenken; inzien; onderkennen; realiseren
derrumbarse doordringen; penetreren afknappen; begeven; bezwijken; doen neerstorten; er vanaf breken; flippen; imploderen; in elkaar storten; ineenstorten; ineenzakken; ineenzijgen; instorten; inzakken; kelderen; neerploffen; neerstorten; omlaagstorten; ondergaan; ploffen; sterk afnemen; sterk in waarde dalen; te gronde gaan; ten gronde gaan; teruglopen; vallen; vergaan; verkommeren; vervallen; zakken
entrar doordringen; penetreren aankomen; aantreden; arriveren; betreden; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenrijden; binnenstappen; binnenstormen; binnentreden; binnenvliegen; doen in; inbrengen; indoen; ingaan; inrijden; instoppen; toetreden; zich toegang verschaffen
entrar de paso doordringen; penetreren
entrar en doordringen; penetreren aankomen; aanvangen; arriveren; beginnen; betreden; binnendringen; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenmarcheren; binnenrijden; binnenstappen; binnenstromen; binnentreden; binnentrekken; binnenvallen; haven binnenvaren; indringen; infiltreren; ingaan; inpassen; inrijden; instromen; invallen; massaal opkomen; onverwachts langskomen; passen in; starten; toestromen; van start gaan
filtrarse doordringen; penetreren afdruipen; afdruppelen; doordouwen; doorsijpelen; doorzetten; filteren; uitdruipen; uitdruppelen; uitlekken
llegar a bereiken; doordringen; penetreren in komen tot; raken; reiken; terechtkomen; treffen
lograr bereiken; doordringen; penetreren in ertoe komen; fiksen; flikken; klaarspelen; voor elkaar krijgen
obtener bereiken; doordringen; penetreren in aankopen; aanschaffen; behalen; bemachtigen; binnenbrengen; binnenhalen; eigen maken; gewinnen; halen; iets bemachtigen; kopen; pakken; te pakken krijgen; verkrijgen; verwerven; winnen
penetrar bereiken; doordringen; penetreren; penetreren in binnen gaan; binnendringen; indringen; penetreren
perforar doordringen; penetreren doorboren; doorponsen; doorsteken; erdoor steken; gaatjes maken in; perforeren; ponsen; stansen
perforarse doordringen; penetreren doorboren; gaatjes maken in; perforeren

Verwante definities voor "doordringen":

  1. dwars door alles heen gaan1
    • uiteindelijk ben ik doorgedrongen tot de kamer van de minister1
  2. hem er goed van overtuigen1
    • ik heb hem ervan doordrongen dat hij geluk had1

Wiktionary: doordringen


Cross Translation:
FromToVia
doordringen penetrar penetrate — enter into
doordringen permear pervade — to be in every part of
doordringen entrar; penetrar; montar entreraller de dehors vers dedans.
doordringen penetrar pénétrerpasser à travers ; entrer fort avant.