Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. finish:
  2. finishen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor finish (Nederlands) in het Spaans

finish:

finish [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de finish (finishlijn; eindpunt; einde; meet; eindstreep)
    el punto final; la cinta de llegada; el fin; el afinado; la llegada; la marca; el acabado; el final; la terminación; el barniz; la línea de llegada

Vertaal Matrix voor finish:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acabado einde; eindpunt; eindstreep; finish; finishlijn; meet afkrijgen; afwerking; fineer
afinado einde; eindpunt; eindstreep; finish; finishlijn; meet
barniz einde; eindpunt; eindstreep; finish; finishlijn; meet fineer; glanslak; glansverf; heiigheid; lakverf; vernis; waas
cinta de llegada einde; eindpunt; eindstreep; finish; finishlijn; meet
fin einde; eindpunt; eindstreep; finish; finishlijn; meet beëindiging; citadel; conclusie; crypte; deurslot; doel; doeleinde; doelschijf; doelstelling; einde; end; finale; graf; grafplaats; intentie; inzet; kasteel; moedwil; onderaardse gang; oogmerk; ridderkasteel; ridderslot; rustplaats; slot; slotbeschouwing; sluiting; streven; toeleg; uiteinde; volbrenging; voltooiing; voornemen
final einde; eindpunt; eindstreep; finish; finishlijn; meet beslissende wedstrijd; beslissingswedstrijd; beëindiging; citadel; conclusie; einde; eindstrijd; finale; kasteel; laatste gedeelte; laatste opvoering; ridderkasteel; ridderslot; slot; slotbeschouwing; slotnummer; slotstuk; sluiting; sluitstuk; uiteinde
llegada einde; eindpunt; eindstreep; finish; finishlijn; meet aankomen; arriveren; binnenkomst; entree; inkomst; intocht; intrede; komen; komst; overkomst
línea de llegada einde; eindpunt; eindstreep; finish; finishlijn; meet
marca einde; eindpunt; eindstreep; finish; finishlijn; meet beeldmerk; brandmerk; eigenschap; handelsmerk; herkenningsteken; kenmerk; kenteken; keurmerk; keurstempel; label; logo; markering; merk; merknaam; merkteken; onderscheidingsteken; ontvangstbewijs; record; reçu; smet; stigma; vlag; vlek; wondteken van Christus
punto final einde; eindpunt; eindstreep; finish; finishlijn; meet
terminación einde; eindpunt; eindstreep; finish; finishlijn; meet afbouwen; afwerking; completering; conclusie; slotbeschouwing; volbrenging; voltooiing
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acabado af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; doorgekookt; gaar; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; volbracht; voltooid; voorbij
final achterste; definitieve; finaal; laatste; ten slotte; uiteindelijk

Verwante woorden van "finish":


Wiktionary: finish


Cross Translation:
FromToVia
finish fin; meta finish — end

finishen:

finishen werkwoord (finish, finisht, finishte, finishten, gefinisht)

  1. finishen (aankomen; eindigen)

Conjugations for finishen:

o.t.t.
  1. finish
  2. finisht
  3. finisht
  4. finishen
  5. finishen
  6. finishen
o.v.t.
  1. finishte
  2. finishte
  3. finishte
  4. finishten
  5. finishten
  6. finishten
v.t.t.
  1. ben gefinisht
  2. bent gefinisht
  3. is gefinisht
  4. zijn gefinisht
  5. zijn gefinisht
  6. zijn gefinisht
v.v.t.
  1. was gefinisht
  2. was gefinisht
  3. was gefinisht
  4. waren gefinisht
  5. waren gefinisht
  6. waren gefinisht
o.t.t.t.
  1. zal finishen
  2. zult finishen
  3. zal finishen
  4. zullen finishen
  5. zullen finishen
  6. zullen finishen
o.v.t.t.
  1. zou finishen
  2. zou finishen
  3. zou finishen
  4. zouden finishen
  5. zouden finishen
  6. zouden finishen
diversen
  1. finish!
  2. finisht!
  3. gefinisht
  4. finishend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor finishen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cruzar la meta aankomen; eindigen; finishen
llegar aankomen; eindigen; finishen aankomen; afsluiten; arriveren; belanden; betreden; beëindigen; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenstappen; binnentreden; een einde maken aan; eindigen; geraken; ingaan; landen; neerkomen; op de grond komen; ophouden; stoppen; terecht komen; terechtkomen; uithebben; uitkrijgen; verzeilen

Verwante woorden van "finishen":